22 november 2014

Muziek uit La Notte di San Lorenzo


Nicola Piovani (1946)

Nicola Piovani (26 mei 1946, Rome) is een licht-klassiek musicus, theater- en filmcomponist en de winnaar van een Oscar voor de soundtrack van La Vita è Bella (1998).

Na zijn middelbare schooltijd bezocht hij de Sapienza Universiteit van Rome. Hij behaalde een graad in piano behaalde op het Verdi Conservatorium in Milaan (1967) en later een graad in orchestratie bij de Griekse componist Mano Hadjidakis.

Zijn bekendste composities heeft hij gemaakt voor Federico Fellini, waaronder Intervista, Ginger e Fred en La Voce della Luna. Jaren later componeerde hij een ballet, het Balletto Fellini.

In 2000 werd de soundtrack van La Vita è Bella genomineerd voor een Grammy Award in de categorie Beste Instrumentele Compositie voor een Speelfilm, Televisiefilm of Ander Medium. Hij verloor van Randy Newman. In 2005 was hij een jurylid op het 27th Moscow International Film Festival. Door zijn composities voor recent werk van de Franse regisseurs Danièle Thompson, Philippe Loiret en Eric-Emmanuel Schmidt ontving hij in 2008 de titel Chevalier in de orde van Des Arts et des Letters op het filmfestival van Cannes.

Tot de dag van vandaag heeft Piovani meer dan 130 soundtracks geschreven. Hij is van mening dat teveel sound­tracks een componist lui maken; in theatermuziek wordt pas echt vakmanschap gevergd. Aldus gaat hij verder met het componeren voor muziektheater, maar hij componeert ook concerten en kamer­muziek.

Paolo en Vittorio Taviani

Paolo and Vittorio Taviani]; born 8 November 1931 and 20 September 1929 respectively, both in San Miniato, Tuscany, Italy) are noted Italian film directors and screenwriters. They are brothers, who have always worked together, each directing alternate scenes.

At the Cannes Film Festival the Taviani brothers won Palme d'Or and the FIPRESCI prize for Padre Padrone in 1977 and Grand Prix du Jury for La Notte di San Lorenzo (1982). In 2012 they reached again the top prize in a major festival, winning the Golden Bear at the Berlin International Film Festival with Caesar Must Die.

They began their careers as journalists. In 1960 they came to the world of cinema directing, with Joris Ivens the documentary L'Italia non è un Paese Povero (Italy is not a poor country), and they went on to direct two films with Valentino Orsini Un Uomo da Bruciare (1962) and I Fuorilegge del Matrimonio (1963).

Their first autonomous film was I Sovversivi (The Subversives, 1967), with which they anticipated the events of 1968. With actor Gian Maria Volonté they gained attention with Sotto il Segno dello Scorpione (Under the Sign of Scorpio, (1969) where one can see the echoes of Brecht, Pasolini and Godard.

In 1971 they co-signed the media campaign against Milan's police commissioner Luigi Calabresi, published in the magazine L'espresso.

The revolutionary theme is present both in San Michele Aveva un Gallo (1971), an adaptation of Tolstoy's novel The Divine and the Human, a film greatly appreciated by critics, and in the film Allonsanfan (1974), in which Marcello Mastroianni has a role as an ex-revolutionary who has served a long term in prison and now views his idealistic youth in a much more realistic light, and nevertheless gets entangled in a new attempt in which he no longer believes.

Their next film Padre Padrone (1977) (Palme d'Or at the Cannes Film Festival), taken from a novel by Gavino Ledda, speaks of the struggle of a Sardinian shepherd against the cruel rules of his patriarchal society. In Il Prato (1979) there are nonrealistic echoes, while La Notte di San Lorenzo (Saint Lorenzo's night) (1982) narrates, in a fairy-tale tone, a marginal event in the days before the end of World War II, in Tuscany, as seen through the eyes of some village people. The film was awarded the Special Jury Award in Cannes.

Kaos (1984) - another literary adaptation - is a poignantly beautiful and poetical film in episodes, taken from Luigi Pirandello's Short Stories for a year. In Il Sole Anche di Notte (1990) the Taviani brothers transposed in 18th century Naples the story from Tolstoy's "Father Sergius".

From then onwards, the Taviani's inspiration proved faltering. Successes like Le Affinità Elettive, (1996, from Goethe) and an attempt to woo the international audiences like Good Morning Babilonia, (1987), on the pioneers of cinema history, alternate with lesser films like Fiorile (1993) and Tu Ridi (1996), inspired by the characters and short stories of Pirandello.

In the 2000s, the two brothers turned successfully to directing television films and miniseries. They gave a respectful adaptation of Tolstoy's Resurrection (2001) and Luisa Sanfelice (2004) a sort of romantic-popular ballad from a book by Alexandre Dumas.

Literary adaptations continue with La Masseria delle Allodole (2007), presented at the Berlin Film Festival in the section 'Berlinale Special'.

Their film Caesar Must Die won the Golden Bear at the 62nd Berlin International Film Festival in February 2012.[1] The film was also selected as the Italian entry for the Best Foreign Language Oscar at the 85th Academy Awards, but it did not make the final shortlist.

Bron: Wikipedia

La Notte di San Lorenzo

DE REGISSEURS

De gebroeders Vittorio (1929) en Paolo (1931) Taviani hebben altijd gezamenlijk films gemaakt. Wat dat betreft lijken ze een beetje op de gebroeders Coen uit Amerika. In de jaren 60 begonnen ze met politiek ge-engageerde films, waarbij ze hun communistische overtuiging niet onder stoelen of banken staken. Eind jaren 70 werden hun films wat minder politiek en wat meer verhalend. Het is ook in deze periode (eind jaren 70 tot en met eind jaren 80 van de vorige eeuw) dat ze hun beste films gemaakt hebben.

Evenals bij Murnau (zie "Sunrise" (1927) en "City girl" (1930)) speelt de tegenstelling tussen stad en platteland in de films van de gebroeders Taviani een grote rol. Deze tegenstelling is echter anders dan bij Murnau. Bij Murnau staat de grote stad voor progressief maar ook losbandig. Het platteland staat voor conservatief maar ook voor morele waarden. De gebroeders Taviani plaatsen de tegenstelling meer in het licht van de verlichting. In de grote stad is alles rationeel. Op het platteland leeft men nog dichter bij de natuur. Er is nog plaats voor bijgeloof en het besef dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat rationeel verklaard kan worden. Hun sympathie bij deze tegenstelling ligt duidelijk bij het platteland. Daardoor zit er vaak een bovennatuurlijk element in hun films, dat we ook bij Zuid Amerikaanse schrijvers als Marquez en Allende aantreffen.

Ook hebben ze bij het filmen vaak oog voor de schoonheid van het landschap. Soms komen ze zelfs dicht in de buurt van mooifilmerij. Zo passeren de landschappen van Sardinië ("Padre Padrone", 1977), Toscane ("La notte di San Lorenzo", 1982 en "Fiorile", 1993) en Sicilië ("Kaos", 1984) de revue.

Na Fiorile (1993) ging de originaliteit van hun films achteruit en dreigde de gebroeders in de vergetelheid te raken, totdat ze met "Ceasar must die" (2012) weer van zich deden spreken.

HET VERHAAL

In Italië is 10 augustus de nacht van Sint Laurentius. In deze nacht mag je bij het vallen van een ster een wens doen. Aan het begin van de film wenst een vrouw dat ze haar zoon het verhaal mag vertellen van diezelfde Laurentiusnacht in 1944.
De oorlog loopt op zijn einde, de Amerikanen zijn in aantocht. De Duitsers en de met hen collaborerende fascisten worden steeds wanhopiger. De Duitsers zijn van plan de huizen in het plaatsje San Martino op te blazen, en verordonneren de bewoners zich te verzamelen in de plaatselijke kathedraal. Een groep bewoners vertrouwt het niet en trekt er in het midden van de nacht tussenuit. Het platteland op, de Amerikanen tegemoet. Het is het begin van een gedenkwaardige odyssee.
Aan het eind van de film blijkt dat de moeder het verhaal heeft verteld aan een slapende baby, dus eigenlijk aan zichzelf. En aan ons natuurlijk!

COMMENTAAR

"La notte di San Lorenzo" (1982) is de middelste film van de periode die begint met "Padre Padrone" (1977) en eindigt met "Kaos" (1984), en die algemeen beschouwd wordt als het hoogtepunt van de carrière van de gebroeders Taviani. Toch valt de film een beetje tegen.
De opzet is op zich veelbelovend. Oorlog is per definitie een periode van geweld, maar dit geldt des te sterker voor het einde van een oorlog. De verliezers zijn wanhopig en maken, als een kat in het nauw rare sprongen. Het is dan ook een risicovolle onderneming om in zo'n periode met een groep ongewapende burgers (waarvan sommige oud of zwanger, in elk geval kwetsbaar) door het open veld te trekken. Daar komt nog bij dat het geen echt doelgerichte missie is, want er gaan wel geruchten dat de Amerikanen dichtbij zijn, maar waar precies? In zo'n situatie is men aangewezen op elkaar en zet de gedachte dat het elk moment voorbij kan zijn aan tot reflectie en terugkijken op cruciale momenten uit het eigen leven. Het is ook een situatie waarin zaken geen verder uitstel dulden en lang bewaard gebleven geheimen naar de oppervlakte borrelen.
Het is met andere woorden niet alleen een oorlogsfilm, maar ook een film waarin we kennis maken met het leven van de groepsleden. En daar zit meteen het zwakke punt van de film, want de groep is te groot. Daardoor leren we de mensen niet echt goed kennen en blijft de film teveel hangen in een verzameling losse scenes. Overigens, soms wel hele mooie scenes. Ik noem er drie:

  • De scene tijdens de eerste nacht, waarin de weggetrokken bewoners om drie uur 's nachts met spanning wachten op de explosies waarmee hun huizen zullen worden opgeblazen. Een meisje denkt terug aan haar ouderlijk huis, en we zien haar herinneringen aan het huis (van peuter tot puber) in beeld gebracht.
  • De scene waarin men besluit om een schuilnaam aan te nemen. Men gaat de kring rond en iedereen moet een schuilnaam voor zichzelf bedenken. De meeste schuilnamen zijn verrassend veelzeggend over de persoon die ze kiest.
  • Tot slot de mooiste scene van allemaal. Tijdens de tocht wordt de leden van de groep onderdak verleend bij boeren. Een weduwe en een weduwnaar komen op één kamer terecht (de gastheer denkt dat het een stel is). Op hun oude dag bekennen ze elkaar de liefde die ze als jongelingen eens voor elkaar gevoeld hebben.

Frank de Jong

La Notte di San Lorenzo

Regie: Paolo Taviani, Vittorio Taviani | 105 minuten | drama, oorlog, fantasie

In afwachting van de komst van de Amerikaanse bevrijders hebben de Duitsers in het Toscaanse dorpje San Martino alle huizen die ze van plan zijn om op te blazen met een geverfd kruis op de gevel gemarkeerd. Om drie uur ‘s nachts zal het dorp voor het grootste deel verwoest worden. De dorpelingen moeten zich verzamelen in de kerk waar ze veilig zullen zijn. Voor de vele onderduikers die zich voor de Duitse bezetters en collaborerende fascisten verborgen moeten houden, is dit geen optie. In de kerk schuilen staat gelijk aan de dood.

Bovendien twijfelt een van de oudere inwoners Galvano Galvani (Omero Antonutti) aan de betrouwbaarheid van de Duitse toezegging. Er is een Duitse militair vermoord en de dader is nog niet gevonden. Hij is bang dat de bezetters zich voor deze moord op de dorpelingen zullen wreken. De dorpelingen delen zich op in twee groepen waarvan de ene in de kerk gaat schuilen en de andere na het invallen van de nacht met Galvano vertrekt in de hoop de wraakzucht van de Duitsers te ontlopen en hun bevrijding te bespoedigen door de Amerikanen tegemoet te lopen.

‘La Notte di San Lorenzo’ is een sprookjesachtige film van de gebroeders Taviani met die fraaie mix van dromerigheid, magisch realisme, grof geweld en romantiek die zo kenmerkend voor hun werk is. Het lieflijke Toscane is hier het toneel van de harde strijd om het lijfsbehoud en de bittere vijandigheid tussen de collaborerende fascisten en de rest van de bevolking die in feite nog levensbedreigender is dan de Duitse bezetting. De fascistische dorpelingen kennen natuurlijk de rest van de bevolking meestal persoonlijk, wat soms leidt tot gruwelijke kwaadaardigheid in de idyllische, landelijke omgeving. Door deze botsing is de verbijstering van de slachtoffers en toeschouwers van het geweld nog indringender.
De vermenging van dromerige schoonheid en rauwe werkelijkheid laten de regisseurs het mooiste tot uiting komen door plotseling uit een korenveld een falanx hoplieten, een linie van zwaarbewapende krijgers uit de oudheid, te laten oprijzen en meestrijden. Hieruit blijkt het meesterschap van de broers dat ze iets dat zo onwaarschijnlijk is, zo normaal kunnen laten lijken. Dat ze naast alle geweld en hardheid ook ruimte geven aan de liefde in al haar facetten en de fantasiewereld van een klein kind levendig opvoeren maakt ‘La Notte di San Lorenzo’ tot een memorabele film.

Diana Tjin-A Cheong

De titel verklaard..

Notte di San Lorenzo

Notte di San Lorenzo; "de nacht van de wensen"; is er een sterrenregen die goed is te zien rond het hele Gardameer. En ziet u een vallende ster dan mag u natuurlijk een wens doen. De sterrenregen is tussen 22:00 en 04:00 te zien. In Bardolino en Peschiera wordt de Notte di San Lorenzo gevierd met festivalletjes met natuurlijk eten, entertainment, muziek en wijn.



"La Notte di San Lorenzo" – ook wel de nacht van de wensen genoemd – is een nacht waarin de Heilige Laurentius wordt herdacht in de legendarische sterrenregen plaatsvind. Elk jaar op 10 augustus wordt namelijk de meteorieten gordel van de Perseïden doorkruist met de aarde, waardoor er ontelbare vallende sterren ontstaan, die met de telescoop op met het blote oog te zien zijn. Die sterrenregen op Laurentius-dag, is afkomstig van de komeet Swift-Tuttle, die in deze tijd rond de zon cirkelt en kleine deeltjes verliest. Er zijn dan tussen de 90 en 200 vallende sterren per uur te zien.

Tussen 22 uur en 24 uur is de beste tijd om te kijken. In de Italiaanse volksmond wordt deze sterrenregen ook wel Laurentius tranen genoemd en gaan terug naar de martelaar Laurentius. Laurentius was een jonge priester die in Rome leefde en voor oude en zieke mensen zorgde, totdat hij werd opgepakt en op 10 augustus 258 na Christus en doodgemarteld werd op een brandend rooster, omdat hij het geld van de kerk verdeelde onder de arme mensen. Sinds die tijd regende het ieder jaar vallende sterren. Op veel plaatsen zijn er op deze dag speciale evenementen, zoals bijvoorbeeld in Suveroto of in Massa Marttima. In Grossetto vindt een grote optocht plaats, aangezien de heilige Laurentius daar patroonheilige is. 

23 augustus 2014

Stanley Kubrick (1928-1999)

Stanley Kubrick (New York, 26 juli 1928 – Harpenden, 7 maart 1999) was een Amerikaans filmregisseur. Hij staat bekend als een van de meest vernieuwende en invloedrijkste filmregisseurs aller tijden. Tegelijkertijd heeft hij ook de reputatie als een van de meest excentrieke cineasten uit de filmgeschiedenis.

Jeugdjaren
Stanley Kubrick werd in 1928 geboren in The Bronx, New York, als oudste van twee kinderen van joodse immigranten uit Oost-Europa. Als kind leefde hij een gesloten bestaan, hij zei niet veel en had bijna geen vrienden. Hoewel hij op school slecht presteerde, waren velen overtuigd van Kubricks genialiteit. Stanley was namelijk een genie in wiskunde. Toen hij nog maar tien jaar oud was, speelde hij in Central Park voor een dollar een potje schaak tegen volwassen professionele schakers. Op 12-jarige leeftijd kreeg Kubrick voor zijn verjaardag een fotocamera. Hij trok door de stad om foto's van alledaagse gebeurtenissen te maken. Hij bleek zoveel talent te hebben, dat hij op 16-jarige leeftijd een contract kreeg aangeboden als fotograaf bij het beroemde tijdschrift Look. Opmerkelijk is, dat juist de twee passies uit Kubricks jeugd (schaken en fotografie) overeenkomsten met zijn latere films vertonen.

Eerste werk
Via het tijdschrift Look kwam Kubrick in contact met een New Yorkse filmproducent die bezig was met een aantal goedkope 10 minuten durende documentaires voor televisie. Hoewel Kubrick geen enkele regie-ervaring had, werd hij door de producent gevraagd om twee filmpjes te regisseren. Kubrick maakte Day of the Fight, een documentaire over een profbokser en Flying Padre, een documentaire over een dominee die met zijn vliegtuig rondreist. Hierna maakte Kubrick een promotiefilmpje voor een sportvereniging, The Seafarers.
Kubrick vond nu dat het tijd werd voor een fictiefilm en met z'n laatste spaargeld financierde hij zelf een 40 minuten durende oorlogsfilm genaamd Fear and Desire, die werd opgenomen in een park even buiten New York. De film was een succes en van de winst financierde hij zijn eerste echte film: Killer's Kiss. Ook dit was een low budget film, die volledig werd opgenomen op loopafstand van Kubricks appartement in The Bronx. Het succes van deze film zorgde ervoor, dat de grote filmstudio’s in hem geïnteresseerd raakten.

Meesterwerken
Kubrick kreeg door MGM een contract aangeboden en hij vertrok naar Hollywood. In Hollywood maakte hij drie films: de misdaadfilm The Killing (1956), de oorlogsfilm Paths of Glory (1957) met zijn echtgenote Christiane Susanne Harlan in een bijrol en de spektakelfilm Spartacus (1960). Al deze films groeiden uit tot ware filmklassiekers en gaven Kubrick de status van een groot meester. Kubrick zelf was er niet tevreden over: hij vond dat de grote filmstudio's hem te veel beperkten in z'n vrijheid. Kubrick geloofde namelijk dat de regisseur alle macht bij het maken van zijn film moet hebben en pas als hij eenmaal tevreden is, kan de film naar de bioscopen. Hollywood was echter zo op geld gericht, dat het voor Kubrick onmogelijk was, om zijn geliefde werkwijze toe te passen. De regisseur besloot hierop zijn spullen te pakken en verhuisde naar Engeland. Daar richtte hij zijn eigen bedrijf op en bouwde in de achtertuin van zijn huis een enorme filmstudio, waar hij afgezonderd van de rest van de filmwereld, op zijn gemak, met een handjevol betrouwbare technici, de ene film na de andere afleverde.

Kluizenaar
Kubrick gedroeg zich als een kluizenaar en trad bijna nooit meer op in het openbaar. Hij gaf geen interviews en liet niets over zijn komende filmplannen naar buiten lekken. De regisseur stond erom bekend abnormaal perfectionistisch te zijn. Kubrick liet scènes honderd keer overdoen, hij dreef acteurs en technici tot het uiterste en keek niet op een uitgave meer of minder. Kubrick maakte verschillende versies van zijn films en bedacht talloze scènes die uiteindelijk de montage niet haalden. Dat bezeten perfectionisme zorgde ervoor dat zijn films niet alleen heel duur waren, maar dat het ook nog eens heel lang duurde voor er weer een volgende film kwam.
In 1962 maakte Kubrick Lolita, een psychologische film. Twee jaar later maakte hij met Dr. Strangelove een koude-oorlog-satire. 2001: A Space Odyssey (1968) wordt door velen nog steeds gezien als de beste sciencefictionfilm ooit en A Clockwork Orange (1971) wordt gezien als een van de meest legendarische films van de jaren 70.
In 1975 maakte Kubrick met Barry Lyndon (1975) een kostuumdrama zonder kunstmatig licht en in 1980 scoorde hij een enorm succes met de horrorfilm The Shining.
In de jaren daarna gingen Kubricks perfectionisme en kluizenaarsdrang een steeds grotere rol spelen. De regisseur verdween uit beeld en liet niets van zich horen. Pas in 1987 kwam hij onverwacht terug met de oorlogsfilm Full Metal Jacket, volgens velen een klassieker in het genre. Na Full Metal Jacket werd het opnieuw stil rond de regisseur. Veel mensen gingen speculeren over wat de nieuwe film zou worden, maar de regisseur liet weer niets van zich horen. 12 jaar later kwam hij op de proppen met het erotische drama Eyes Wide Shut. Deze film werd met zeer gemengde gevoelens ontvangen. Wat Kubrick precies met de film wilde zeggen was niet voor iedereen duidelijk. De regisseur kon er zelf niets meer over zeggen want hij was enkele weken daarvoor, in maart 1999, in z'n slaap overleden. Kubrick stond erom bekend op het laatste moment de hele montage van zijn film om te gooien.

Stijlkenmerken
De 12 speelfilms die Kubrick in een periode van bijna 45 jaar maakte, kenmerken zich door een zeer pessimistische wereldvisie en een opvallende emotionele afstandelijkheid. Kubrick betrekt de kijker niet bij de emoties van de hoofdpersoon maar laat de kijker de hoofdpersoon als het ware observeren.
Technisch gezien worden de films van Kubrick stuk voor stuk wonderbaarlijk genoemd: de fotografie, de vaak langzame, statige camerabewegingen en ongewone standpunten. Decors zijn altijd goed uitgedacht, alsmede de muziek, de geluidseffecten en de montage. In zijn films experimenteerde Kubrick met de meest vernieuwende speciale effecten. Kubricks experimenten die hij met de filmtechniek in al zijn films deed, zijn sindsdien door talloze andere filmregisseurs toegepast. Zijn invloed op de filmtechniek is groot.
Hoewel Kubrick vrijwel alle genres beoefende, vertonen zijn films niet alleen technisch, maar ook inhoudelijk overeenkomsten:
  1. In al zijn films staat een hoofdpersoon centraal. Deze persoon komt vaak met iets of iemand in aanraking en wordt daardoor aan het twijfelen gebracht. Hierdoor komt de persoon lijnrecht tegenover de mensenmassa te staan. De persoon moet dan kiezen tussen goed en kwaad, waarna hij het verkeerde kiest. Deze karakterontwikkeling noemde Kubrick de ontmenselijking van het individu. 
  2. Ook zijn de thema's in al zijn films hetzelfde: de negatieve kant van de menselijke natuur. Thema's als wraak, hebzucht, lust, zinloosheid, krankzinnigheid en geweld komen veelvuldig voor. Als decor om deze thema's in te plaatsen, gebruikt Kubrick vaak de oorlog. Maar liefst 6 van zijn 12 films gaan over de zinloosheid van de oorlog. 
  3. Een derde inhoudelijke overeenkomst is dat Kubrick in zijn films experimenteerde met vertelvormen. Zo zijn een groot aantal van zijn films onderverdeeld in episodes, gebruikte hij vaak voice-over en experimenteerde hij met het tempo.
  4. Een vierde overeenkomst is dat Kubrick in al zijn films de controverse opzocht. Zwarte humor, grof geweld, expliciete seks, racisme en drugsgebruik zijn elementen die niet zelden in zijn films te zien zijn. De veelal controversiële onderwerpen die zijn films behandelden en de gewaagde brutale manier van filmen zorgden vaak voor enorme rellen. Iedere film van Kubrick was zowel artistiek als commercieel een groot succes (behalve Barry Lyndon, dat geen commercieel succes was), maar deed tegelijkertijd veel stof opwaaien, soms met extreme gevolgen:

    Paths of Glory werd in Frankrijk verboden tot de dood van Charles de Gaulle vanwege de kritiek op de Franse krijgsraad tijdens de Eerste Wereldoorlog;
    Lolita zorgde voor controverse vanwege het onderwerp, namelijk seks van een volwassen man met een minderjarig meisje;
    A Clockwork Orange zou aanzetten tot extreem geweld onder jongeren (er vonden inderdaad een aantal copy cat-moorden en verkrachtingen plaats), waarna Kubrick na een aantal bedreigingen de film zelf in Engeland uit de roulatie nam;
    Full Metal Jacket zou te kritisch zijn over het Amerikaanse leger en was aanleiding voor hevige discussies.
Bron: Wikipedia

Top 10 Kubrick Movies


Anthony Burgess (1917-1993)

Anthony Burgess, pseudoniem van John Anthony Burgess Wilson (Manchester (Engeland), 25 februari 1917 – Londen, 22 november 1993) was een Britse schrijver.

Hij werkte als een onderwijsofficier in Brunei en Maleisië na de Tweede Wereldoorlog. In 1959 werd er een hersentumor bij hem geconstateerd en had hij een levensverwachting van een paar maanden. Hij gaf het lesgeven op en werd een fulltime schrijver.

In zijn carrière als schrijver publiceerde hij meer dan 50 boeken in verschillende genres waaronder fictie en sciencefiction. Ook schreef hij een James Joyce handboek met de titel Here comes everybody.

Zijn beroemdste en beruchtste boek was A Clockwork Orange, verfilmd door Stanley Kubrick in 1971. Het boek - dat zich te Londen in de nabije toekomst afspeelt - gaat in wezen over vrije wil en moraliteit. De jonge antiheld van het boek, Alex, wordt gevangengenomen na een leven vol geweld. Hij krijgt een soort hersenspoeling om zijn gewelddadigheid te stoppen: hij wordt kwetsbaar tegenover andere mensen en kan ook niet meer van muziek genieten (het enige andere plezier in zijn leven). De film werd in veel landen verboden en blijft erg controversieel.

Naast het schrijven van boeken heeft Burgess ook boeken vertaald en een aantal symfonieën gecomponeerd. Hij sprak negen talen en zijn liefde voor taal komt ook naar boven in de tekst van A Clockwork Orange. Daarin spreken de tieners het zogenaamde Nadsat, een taal gebaseerd op Engels slang en het Russisch (vrienden zijn droogs, meisjes devotchkas en intellectuelen sofisto's). Voor de film Quest for Fire (1981) bedacht Burgess een volledige prehistorische taal.

Anthony Burgess overleed aan longkanker. Website over de schrijver Anthony Burgess.

Autobiografie: Little Wilson and Big God

Bron: Wikipedia

Auteur Anthony Burgess over A Clockwork Orange


A Clockwork Orange

Verhaal
Het verhaal wordt verteld door en getoond vanuit het standpunt van Alex, een adolescent die de leiding heeft over een jeugdbende. Samen met Pete, Georgie en Dim schept hij genoegen in het ondernemen van criminele activiteiten, waarbij geweld een onmisbaar ingrediënt is. Hun idee van een leuke avond omvat vechtpartijen, een dronken zwerver schoppen, joyriding, diefstal, overvallen en verkrachting. De lakse houding van Alex' ouders draagt weinig bij aan de verbetering van zijn gedrag, net zomin als de pogingen van meneer Deltoid, zijn reclasseringsambtenaar.
Wanneer er onenigheid ontstaat tussen de bendeleden, komt Alex' positie als bendeleider in het gedrang. Er volgt muiterij: Georgie en Dim laten Alex in de val lopen door hem aan te zetten tot een diefstal bij de rijke mevrouw Weathers. Als Alex het huis verlaat, wordt hij op zijn beurt neergeslagen door Dim en zo achtergelaten tot de politie arriveert. Alex wordt opgepakt en wanneer blijkt dat mevrouw Weathers Alex' geweldpleging niet overleefd heeft, wordt hij veroordeeld tot 14 jaar wegens moord.
Alex zal echter maar twee jaar uitzitten. Hij heeft het geluk dat hij geselecteerd wordt voor een wetenschappelijk experiment, dat gesteund wordt door de regering. Dit experiment is een excentrieke vorm van therapie die elke onverbeterlijke crimineel moet veranderen in een modelburger. Alex wordt als proefpersoon gebruikt, hij moet naar gewelddadige films kijken terwijl hij is ingespoten met een goedje waarvan hij misselijk en ziek wordt. Aldus probeert de therapeut hem te conditioneren: geweld = ziek worden. Tijdens een van de films wordt de negende symfonie van Ludwig van Beethoven gespeeld als achtergrondmuziek, Alex is een groot bewonderaar van Beethoven, maar zal daarna ook bij het horen van de negende symfonie ziek worden. De therapie slaat aan en al na enkele weken therapie wordt Alex vrijgelaten.
Bij thuiskomst blijken zijn ouders Alex' kamer verhuurd te hebben, hij komt op straat te staan. In de buitenwereld blijkt al snel dat de therapie werkt, bij de minste vorm van geweld wordt Alex misselijk en volledig incompetent om te reageren. Nu hij niet meer in staat is zichzelf te verdedigen, is Alex een gemakkelijk doelwit voor de harde buitenwereld. Hij wordt het slachtoffer van geweld als hij zijn oude maten tegenkomt die nog een appeltje met hem te schillen hebben. Gewond vlucht hij naar een huis in de buurt waar hij wordt opgevangen. De heer des huizes herkent Alex vrijwel meteen als degene die hem jaren daarvoor in zijn eigen huis heeft overvallen. Deze overval kostte zijn vrouw het leven en de man kwam in een rolstoel terecht. Als Alex in bad zit en 'Singing in the rain' zingt, draait de man helemaal door, doordat Alex hetzelfde lied zingt als tijdens de overval. De man laat niet merken dat hij Alex heeft herkend. Tijdens een maaltijd verhaalt Alex over zijn behandeling in de gevangenis en vertelt ook dat hij ziek wordt van de negende symfonie van Beethoven. De heer des huizes verdooft Alex met een slaapmiddel, sluit hem op in een torenkamer en draait in de kamer eronder de negende symfonie. Alex wordt doodziek van de muziek en werpt zich in wanhoop uit het raam. Hij overleeft de val en belandt met gebroken ledematen in het ziekenhuis.
De media pikken het verhaal op en menen dat Alex een zelfmoordpoging heeft gedaan vanwege het onconventionele therapeutische experiment. Alex wordt in de kranten afgeschilderd als een slachtoffer van staatsterreur. Alle media-aandacht bouwt zich op tot een schandaal, dit brengt de regering die achter het experiment stond in verlegenheid. De minister van binnenlandse zaken belooft Alex volledige reïntegratie in de maatschappij, als hij bereid is in zijn verklaringen de regering buiten schot te houden. Als cadeau krijgt Alex een concert van de minister: de negende symfonie van Beethoven. Alex wordt niet ziek, waarmee het de kijker duidelijk is, dat de val uit het raam de therapie blijkbaar teniet heeft gedaan. Tijdens het laatste beeld van de film horen we de negende symfonie en zien we een fantasie van Alex: een geromantiseerde verkrachtingsscène. De cirkel is rond, het verhaal kan herbeginnen.

Ontstaan van de film
Het grootste gedeelte van de film werd opgenomen op locatie in Londen. De film werd in 48 weken opgenomen en kostte 4 miljoen pond, wat naar zijn normen zeer goedkoop was.
Voor de filmopnamen gebruikte Kubrick de Amerikaanse versie van Anthony Burgess' roman. Deze versie mist het 21ste en laatste hoofdstuk dat in de oorspronkelijke Britse uitgave wel aanwezig is. Omdat Kubrick alleen de Amerikaanse versie kende, ontbrak dus ook in de film deze epiloogscène. Burgess was hierdoor vanzelfsprekend erg ontevreden. Kubrick zelf hield altijd vol dat hij destijds niet wist dat er nog een laatste hoofdstuk was.

Controverse
A Clockwork Orange was meteen een gigantisch commercieel succes, al kreeg de film gemengde kritieken. De gewelddadige scènes zorgden voor veel controverse, zeker toen er een reeks copy-cat-moorden en verkrachtingen plaatsvonden, geïnspireerd door de film.
Kort na de première werd in Londen een zwerver mishandeld, zoals ook in de film gebeurt. Enkele weken later vond er een verkrachting plaats die ook bepaalde overeenkomsten vertoonde met A Clockwork Orange. De daders zeiden geïnspireerd te zijn door de film.
Kubrick zelf werd lastiggevallen en gestalkt door fans die geobsedeerd waren door de film en zich gedroegen als Alex. Tegelijkertijd kreeg Kubrick dreigbrieven van mensen die de film zagen als een bedreiging voor de maatschappij en Kubrick verantwoordelijk achtten voor de verloedering ervan.
Uiteindelijk besloot Kubrick in 1972 de distributie van de film in het Verenigd Koninkrijk tegen te houden tot na zijn dood. Bij de re-release in 2000, een jaar na zijn dood in 1999, had de film inmiddels een cultstatus. In Amerika werd de film wel toegelaten, zij het in zwaar gecensureerde vorm. In Nederland en België ging de film wel in zijn volledige vorm in première.
Ook Burgess was ontevreden. Volgens hem lag in de film de nadruk te veel op seks en geweld, en niet op psychologie. Hij distantieerde zich van de film en maakte in 1976 een toneelstuk waarmee hij zijn eigen versie van het verhaal aan het publiek liet zien.

Invloed
Zowel het verhaal als de individuele elementen uit het boek en de film hebben een grote invloed gehad op de hedendaagse cultuur in het algemeen en de populaire muziek in het bijzonder. Zo nam een Britse elektropopband uit de jaren 80 de naam Heaven 17 aan, een naam die ook voor een band in het boek gebruikt wordt. De naam van de Britse triphopband Moloko verwijst in de taal Nadsat uit het boek naar een melkdrank vermengd met drugs, hoewel de naam ook simpelweg zou kunnen zijn afgeleid van de Russische benaming voor melk. U2 heeft als b-side van The Fly het nummer Alex descends into hell for a bottle of milk/korova uitgebracht. De titel en tekst verwijzen naar het verhaal. Ook in verschillende films, boeken, videoclips en computerspellen wordt er naar het verhaal verwezen. Vooral in de punksubcultuur heeft de film veel invloed gehad. Een van de grootste en oudste underground punkbands, The Adicts treedt al jaren verkleed als Alex en zijn bendeleden op. Ze gebruiken ook de muziek van de film als intro bij hun concerten. Ook hebben The Ramones een instrumentaal nummer genoemd naar de auto van Alex. In de film komt veel typisch space age-design voor: kleding, wanddecoratie, stoelen, lampen, enz. Dit design werd door de film nog meer populair dan hij in die periode al was. Bovendien is de film een inspiratiebron voor voetbalhooligans, zo doopte de harde kern van Juventus zich de naam Drughi, dat een Italiaanse afgeleide is van de bendenaam in de film.

Trivia
Nadat de film van Kubrick uitkwam, schreef Burgess een toneelstuk over het verhaal. Naar verluidt modelleerde hij een van de vroege slachtoffers van Alex naar Kubrick.
De auto waar Alex in rijdt wordt door hem Durango 95 genoemd: "The Durango-95 purred away real horrorshow - a nice, warm, vibraty feeling all through your guttiwuts.". In werkelijkheid is het een ACO Probe 16, een auto waarvan maar drie exemplaren zijn gebouwd. In het tv-programma Top Gear wordt in 2004 de auto uit de film getoond als mogelijk restauratie-object in Restoration Rip-Off. De auto wordt uiteindelijk niet verkozen.

Filmmuziek
De muziek van de film bestaat uit klassieke muziek, en uit elektronische synthetische muziek. Deze werd gecomponeerd door Wendy Carlos (toen nog Walter Carlos), nadat Kubrick het niet eens kon worden met Pink Floyd, om (delen uit) de suite van Atom Heart Mother (1970) te gebruiken. Overigens is de hoes van deze lp wel te zien in de film.
De gebruikte klassieke muziek wordt een aantal malen slechts als fragment gebruikt. Een voorbeeld daarvan is het thema van Elgars Pomp and Circumstance March No. 1 (misschien beter bekend als Land of Hope en Glory) dat wordt gebruikt om op een ironische wijze de aanwezigheid van een politicus te melden.
Het openingsthema is een elektronische bewerking van Henry Purcells Music for the Funeral of Queen Mary, gecomponeerd in 1695 voor de processie van Queen Mary door de straten van Londen op weg naar de Westminster Abbey.
Drie maanden na de officiële uitgave van de filmmuziek werd een tweede versie door componist Wendy Carlos vrijgegeven (Columbia KC 31480) met delen die in de film niet gebruikt zijn. Zo werd door Kubrick van Timesteps en van de synthesizertranscriptie van de negende symfonie slechts kleine gedeelten gebruikt. Bovendien bevat deze tweede uitgave een synthesizerversie van Rossini's La Gazza Ladra waarvan in de film door Kubrick een orkestuitvoering werd gebruikt.
In 1998 werd een uitgave met digitaal bewerkte versies van de synthesizermuziek uitgebracht. Deze versie bevat Carlos composities, inclusief de niet in de film gebruikte gedeelten en de stukken Biblical Daydreamsen Orange Minuet die niet op de in 1972 uitgebrachte versie voorkwamen.
De eerste drie minuten van Timesteps had Carlos al geschreven vóór lezing van Burgess' roman Ze had de bewerking van ´de negende´ bedoeld als een introductie van de vocoder. Timesteps werd afgerond nadat Kubrick al het filmmateriaal had verzameld. Beide gedeelten vormden de basis voor de samenwerking tussen Kubrick en Carlos. March from A Clockwork Orange was het eerste nummer waarbij een vocoder werd gebruikt voor de vocale partijen en wordt vaak aangehaald als inspiratie voor vele synthipop-bands.

Bron: Wikipedia

De pers over A Clockwork Orange



Op The Kubrick Site vind je de volgende artikels:

The Clockwork Orange Controversy
UK Clock Ticks again for Kubrick's Orange
The Cultural Productions of A Clockwork Orange



23 juni 2014

Michael Haneke - Regisseur in Focus

Teder, liefdevol, humanistisch. Het zijn geen woorden die in het verleden vaak met de Oostenrijkse filmmaker Michael Haneke (DAS WEISSE BAND, LA PIANISTE) werden geassocieerd. Toch duiken ze veelvuldig op in de recensies van zijn nieuwe film AMOUR, die eerder dit jaar in Cannes de Gouden Palm won. Daarmee trad Haneke toe tot het zeer selecte gezelschap filmmakers dat twee keer de hoofdprijs van 's werelds belangrijkste filmfestival heeft gewonnen. Een terechte bekroning voor de belangrijkste levende regisseur van dit moment.
Michael Haneke
 Met vaak choquerende films als CACHÉ, DAS WEISSE BAND en LA PIANISTE vestigde Michael Haneke (München, 1942) een reputatie als een regisseur die dingen vertelt die iedereen diep van binnen wel weet, maar liever niet hoort. Dat de verworven welvaart de westerse mens het alibi verschaft onverschillig te zijn over het onrecht in de wereld. Dat mensen gemakkelijk zijn te verleiden tot het geloven in absolute, totalitaire wereldbeelden. Dat een mens in staat is zijn emoties heel diep weg te stoppen, waardoor ze er extra verwrongen uit komen.

Tegen de stroom in
De films van Haneke zijn één grote reactie op de mainstream cinema, die met haar simpele weergave van de realiteit de waarheid geweld aan doet. Geweld is een regelmatig terugkerend thema in zijn werk. Het speelt zich vaak net buiten beeld af of uit zich in korte extreme uitbarstingen, maar de impact op de kijker is altijd groot. Met FUNNY GAMES - nog altijd een van de meest choquerende films die Lumière ooit vertoond heeft - protesteerde Haneke tegen de achteloze wijze waarop in films geweld wordt getoond. Omdat dit vooral een euvel is van de Amerikaanse cinema, ging de regisseur zelfs zo ver om een Amerikaanse remake van zijn film te maken, met Amerikaanse acteurs. In andere films als CODE INCONNU en CACHÉ nam hij niet zozeer geweld op de korrel, maar onderzocht hij zaken als vreemdelingenhaat en verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid met de medemens.

Film als dialoog
Oostenrijk lijkt een belangrijke voedingsbodem voor ongemakkelijke films, getuige ook het werk van Haneke's landgenoot Ulrich Seidl (HUNDSTAGE). Haneke zelf hierover: 'Ik vermoed dat het komt doordat Oostenrijkers wereldkampioen onder-het-tapijt-vegen zijn. Het tapijt is heel schoon, het ziet er picobello uit, maar je mag er niet onder kijken.'
Maakt deze behoefte altijd het tapijt op te tillen Haneke tot een misantroop en pessimist? Het tegenovergestelde, verzekert de regisseur zelf. In interviews laat hij weten te geloven in het vermogen van de mens om zich uit moeilijke situaties te redden en zich over moeilijke vragen te buigen. Het zijn  confronterende vragen die Haneke stelt, waardoor veel kijkers na het zien van zijn films met een onaangenaam, misschien wel betrapt gevoel de zaal verlaten.

Een nieuwe, mildere Haneke?
Haneke's nieuwste film AMOUR gaat over ouderdom en de onvermijdelijke fysieke en geestelijke aftakeling die daarmee gepaard gaat. De film volgt het hoogbejaard echtpaar Anne en Georges. Hun elegante Parijse appartement getuigt van een verleden waarin klassieke muziek en literatuur een hoofdrol speelden, maar kunst biedt geen soelaas meer als de grote sloophamer van de ouderdom zijn werk begint te doen. Nadat Anne een beroerte heeft gehad, holt haar gezondheid snel achteruit. Haneke maakt pijnlijk duidelijk dat er in een dergelijke situatie geen troost meer mogelijk is. Georges en Anne verschansen zich in hun appartement en isoleren zich volledig van de buitenwereld. Zelfs hun dochter weet geen wezenlijk contact meer met hen te maken. 
Haneke's kijk op de ouderdom is grimmig, maar ook nuchter. 'Het zal van kwaad naar erger gaan en dan zal het ineens gedaan zijn', zegt Georges tegen zijn dochter. Een cynicus zou in die zin een prima samenvatting van AMOUR zien, maar daarmee doe je Haneke ernstig tekort, want in AMOUR laat hij zich wel degelijk van zijn meest tedere en humanistische kant zien. Nooit eerder toonde Haneke zoveel oprechte liefde en empathie voor de hoofdrolspelers in zijn film. En nooit eerder maakte hij zo'n ontroerende film. Natuurlijk, de dood is een loodzwaar thema voor een film, maar uiteindelijk blijkt AMOUR gewoon lijnrecht te passen in het oeuvre van een magistrale filmmaker, die ons dingen vertelt die we allemaal weten, maar liever niet horen. (jc/mv)

De films van Michael Haneke: DER SIEBENTE KONTINENT (1989), BENNY'S VIDEO (1992), 71 FRAGMENTE EINER CHRONOLOGIE DES ZUFALLS (1994), FUNNY GAMES (1997), CODE INCONNU (2000), LA PIANISTE (2001), LE TEMPS DU LOUP (2003), CACHÉ (2005), FUNNY GAMES U.S. (2007), DAS WEISSE BAND (2009), AMOUR (2012). 

Bron: Lumière Magazine

Le Temps du Loup - Wereld naar de haaien

Le Temps du Loup van Michael Haneke is een nare film. Dat hoeft op zich niet erg te zijn. Maar Haneke plaatst zijn publiek zo buiten de film, dat slechts apathie rest. Daarmee schiet hij zijn doel voorbij. Béatrice Dalle.

Michael Haneke's nieuwste film Le Temps du Loup sluit naadloos aan op zijn vorige werk. Ook nu zitten mensen weer met elkaar opgescheept in een benauwde ruimte, waar ze elkaar het bloed onder de nagels vandaan halen. Wat voor mensbeeld doemt er op na acht bioscoopfilms van Haneke?
Sommige scènes blijven je voor altijd bij, niet omdat ze je een uitzonderlijke wereld laten zien maar omdat ze zo huiveringwekkend gewoon zijn. Michael Haneke filmde er zo één in Der Siebente Kontinent (1989): een auto wordt in een wasserette gereinigd terwijl de vrouwelijke bestuurder het schuimige gewoel om haar potdichte auto lijdzaam ondergaat. Ultieme apathie. En heel herkenbaar. We schrikken pas wakker als we direct bedreigd worden, tot die tijd verschansen we ons in een fort waar het vooral fijn moet zijn. En wat als dat fort instort? Dat is wat Haneke ons keer op keer laat zien, ook weer in zijn nieuwste film Le Temps du Loup.

Hoe vang je een vogel
Op 13 december is de Wolfstijd begonnen, de donksterste dagen van het jaar, waarin het wachten is op de zonnewende. Ook in Le Temps du Loup ('Wolfstijd') is het donker, zo donker dat je soms bijna niets ziet. Het maakt het kijken er niet makkelijker op, maar daar is het Haneke juist om te doen. Zijn film zit weer vol met ongemakkelijke scènes. Een jongen probeert een vogel te vangen die in een schuur rondfladdert en mist elke keer nèt. Zijn zusje probeert licht te maken met brandend hooi, maar de balen vallen elke keer half uit elkaar zodat het vuur zich dreigt te verspreiden.
De dreiging vult het beeld al vanaf de eerste scènes, als een welgesteld Frans gezin naar hun vakantiehuis rijdt. Daar blijkt zich een angstig gezin te hebben verschanst dat hen met een pistool bedreigt. Hierna volgt een helletocht van de vrouw (Isabelle Huppert) en twee kinderen in een wereld waar ze niet meer welkom zijn en alle zekerheden zijn weggeslagen. Ze moeten zichzelf zien te redden met de meest primitieve middelen in een soort post-apocalyptische wereld.
Tergend is de scène waarin moeder haar verdwenen zoontje gaat zoeken in het pikkedonker. Haneke is er altijd al goed in geweest om dingen juist niet te laten zien, en nu neemt hij dat heel letterlijk: je ziet geen hand voor ogen. Zijn films bestaan vaak uit momenten die de meeste films weglaten, hij laat vooral de gebeurtenissen voor en na zien, het moment zelf komt niet of uitgesteld in beeld. Wat de oorzaak van de apocalypse is, wordt bijvoorbeeld nooit duidelijk.
Ook in eerder werk hanteert Haneke deze 'verteltechniek'. Der Siebente Kontinent bestaat vooral uit de voorbereidingen voor de zelfmoord van het gezin. In 71 Fragmente einer Chronologie des Zufalls zijn de 71 fragmenten uit het dagelijkse leven ook een aanloop tot een heftige gebeurtenis (een schietpartij in een bank), en in Benny's Video zien we niet hoe Benny het meisje uit de videotheek vermoordt maar horen we alleen haar geschreeuw, net als in Funny Games. Soms komt er een uitbarsting in ongemakkelijke scènes waar Haneke zo in uitblinkt (net als geestverwanten Fred Keleman en - nieuwe belofte - de Oostenrijkse Ruth Mader). In Le Temps du Loup komt het regelmatig tot botsingen maar in 71 Fragmente is dat subtieler gedaan: een man zegt bijvoorbeeld tijdens een vol pijnlijke stiltes gedomineerd dinertje plots tegen zijn vrouw dat hij van haar houdt. Ze vraagt of hij dronken is en of hij iets van haar wil, waarna hij haar in een vlaag van woede slaat. Zij raakt hem vervolgens begripvol en teder aan.

Bevroren broccoli
Een wekker, bevroren broccoli, een bord met graanontbijt. Een geldhandeling aan de kassa, voeten die over de vloer lopen. Deze dagelijkse objecten en gezichtsloze handelingen kunnen in Haneke's wereld hoofdrolspelers worden. De eerste keer dat er een close-up van een mens is te zien in Der Siebente Kontinent is als er een oog wordt getest bij de opticien. We zijn slachtoffers van de structuren die we hebben gebouwd, wil hij daarmee maar zeggen. We verplaatsen ons van de ene non-plek naar de andere, via supermarkt, rotonde en geldautomaat, naar een staat van emotionele vergletschering. Ook in Le Temps du Loup laat Haneke mensen zien die zich hebben omringd met objecten; een wankele constructie, zo zal al spoedig blijken. Nadat het gezin de achterbak vol levensmiddelen heeft uitgepakt, staat daar dat andere gezin dat alles van hen afpakt en hen terugwerpt op zichzelf. Het is een goed getimed onderwerp in een tijd waarin de excessieve rijkdom van Nederland en het Westen ter discussie staat, vele televisieproducenten goud geld verdienen met shows waarin mensen worden teruggeworpen op primitieve middelen (Expeditie Robinson en de opvolger waarbij mensen met 2 euro van Moskou naar Peking moeten liften), en mensen veel geld op tafel leggen om een zonsverduistering boven Antarctica te zien, vanuit het vliegtuig.
 In Benny's Video en Code Inconnu kijken we vooral naar voyeurs, die of de wereld via videocamera's tot zich nemen (Benny's Video) of toekijken en niet ingrijpen bij onrecht (Code Inconnu). In Le Temps du Loup is ze die luxe niet meer gegund, nu is het een kwestie van overleven. Ze doen alles om aan water te komen dat wordt geleverd door corrupte leveranciers. Maar Haneke's post-apocalytische wereld is er niet een van complete chaos: mensen proberen juist weer een pseudo-samenleving in het klein op te bouwen, vanuit sektarische grondprincipes.
De snelwegen en de industrielandschappen van Linz, de autowasserette en de televisie, ze zijn er niet meer. Haneke kon zijn punt beter maken in een wereld waar dit comfort nog wel bestond; in Le Temps du Loup is meer een gedachte-experiment waarbij hij een stap verder gaat: wat gebeurt er als de wereld is vergaan en de mensen zich opnieuw moeten organiseren? 'Het is' heeft plaatsgemaakt voor 'wat als'.

Ruzie in de metro
Dus wat voor mensbeeld doemt er op na acht bioscoopfilms van Haneke (zijn weinig vertoonde tv-werk niet meegerekend)? Alhoewel Haneke's vorm weinig van doen heeft met de post-apocalyptische sciencefictionfilms van zeg, Ridley Scott, delen ze de weinig optimistische kijk op de mensheid. Als we onszelf al niet massaal ten gronde richten, dan doen we dat wel in het klein in de huiskamer. Haneke's geestverwantschap met de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernard is evident. Bernard schreef bijvoorbeeld in zijn roman 'Vorst': 'Er is een centrum van de pijn, en van dit centrum van de pijn gaat alles uit. Het ligt in het centrum van de natuur. De natuur is op vele centra gegrond, maar hoofdzakelijk op het centrum van de pijn.' Het is een mantra die Haneke's film prima zou kunnen begeleiden.
Eén van de pijnlijkste scènes die Haneke heeft gefilmd is die in Code Inconnu waarin we zien hoe een actrice (Juliette Binoche) in de metro wordt lastiggevallen door een mede-passagier van buitenlandse afkomst. De spanning is te snijden. Code Inconnu laat ons vermeende solidariteitsgevoel onder vuur liggen.
"Funny Games was de laatste uit mijn Burgeroorlog-trilogie, Code Inconnu is het begin van mijn 'Wereldoorlog'", zei Haneke. Met zijn films prikt hij hij de 'iedereen is gelijk'-illusie door. Ook Le Temps du Loup zit vol verborgen intolerante gevoelens die Haneke af en toe naar de oppervlakte laat komen. Alleen is de wereld nu omgedraaid: het zijn de welgestelden die honger lijden. Ook Haneke's volgende film Caché ('Verborgen', met Juliette Binoche en Daniel Auteil) zal niet veel verschillen van zijn vorige werk. Hij omschrijft de film als een thriller waarbij op de achtergrond de kwestie speelt hoe de Fransen met Algerijnse immigranten omgaan. De grootste thema's van deze eeuw zijn volgens hem 'de kloof tussen arm en rijk' en het conflict tussen noord en zuid', zo zei hij in een interview. Hij strooit zout in de wonde in de hoop, want zo optimistisch is hij dan toch wel weer, dat hij gereinigd wordt. Mariska Graveland.

Michael Haneke - Liebe zum Kino


Regie: Yves Montmayeur, Oostenrijk - Frankrijk 2013, kleur, 92 minuten
Met: Michael Haneke, Juliette Binoche, Isabelle Huppert e.a.
Yves Montmayeur volgt Michael Haneke tijdens en buiten het filmen op zoek naar de mens en de regisseur; nu eens een grapjas, dan weer een nijdige, strenge werkgever. Getuigenissen van acteurs (o.a. Juliette Binoche, Béatrice Dalle, Isabelle Huppert, Jean-Louis Trintignant, Emmanuelle Riva) voegen een bijzonder aspect toe aan deze fascinerende documentaire.

24 mei 2014

De-Lovely (2004)

De-Lovely is een muzikale film over het leven, werk en liefde van de Amerikaanse componist Cole Porter, tot aan zijn geschreven musicals in het theater, en in Hollywood. Hij schreef o.a. de nummers 'Everytime we say goodbye' en 'I've got you under my skin'.
Aan het begin van de film zit Cole Porter in een leeg theater te praten met Gabe en ze kijken naar een musical over zijn leven. Hij vertelt hem over belangrijke gebeurtenissen, Gabe vraagt af en toe door. Ze kijken naar artiesten die zijn liedjes ten gehore brengen. Als hij er commentaar op wil geven, zegt Gabe dat ze hem niet kunnen horen. Hieruit kunnen we opmaken dat 'Gabe' dus wellicht aartsengel Gabriël is, aangezien hij wel met hem kan praten. Door middel van de musical en flashbacks wordt de jongere Cole Porter tijdens zijn leven gevolgd, gedurende zijn ups en downs. De nummers wordt vertolkt door bekende zangers als Robbie Williams, Alanis Morisette, Elvis Costello, Diana Krall en Sheryl Crow.

Het leven van Cole Porter

De film laat niet alleen het leven en werk van Cole Porter zien, maar daarin verweven zit ook zijn strijd met zijn seksuele gevoelens (hij is homo maar heeft een verstandshuwelijk met Linda). Zij wist vanaf het begin van zijn gevoelens maar accepteert ze, zolang hij maar van haar houdt. Ze zegt: 'je hoeft niet op dezelfde manier van mij te houden als ik van jou hou, maar hou gewoon van me'. Ondanks dat hij worstelt met zijn gevoelens, houdt hij van haar en hebben ze een sterke band. Zijn liefde voor haar was regelmatig aanleiding tot het schrijven van weer een succesvol lied. Het liefdesleven van haar man brak haar uiteindelijk op en verliet hem. Nadat hij zwaargewond raakt bij het paardrijden, keert ze terug. Ze begeleidt hem tijdens het lange revalidatieproces. 

Night and Day - Ella Fitzgerald



Continu-shot (in De-Lovely)

















Veel scènes in de film zijn zgn. continu-shots. De scène waarin Cole een homobar bezoekt (tijdens het lied Love for Sale) is daarvan een goed voorbeeld. Deze scène moet in feite drie verschillende momenten weergeven, waarop Cole aanwezig was in de bar. De meeste dansers zijn kostuum-medewerkers en zij wisselen de kostuums van de acteurs en henzelf. Daarna lopen ze terug in de scène. Zelfs de zangeres wisselt van haardracht en oorbellen in dit shot.

Irwin Winkler

Irwin Winkler (New York City, 25 mei 1931) is een Amerikaanse filmproducer en regisseur. Hij regisseerde slechts 7 films, en viel vooral op als producer van films zoals onder meer Raging Bull (1980), Goodfellas (1990), Rocky (1976) en The Right Stuff (1983). Hij won in 1977 een Academy Award, toen Rocky (1976) uitgeroepen werd tot Beste Film.

Biografie
Irwin Winkler werd op 25 mei 1931 geboren in New York City. Z'n vader heette Sol en z'n moeder Anna. Hij deed legerdienst en haalde in 1955 een bachelordiploma aan de Universiteit van New York.
Eind jaren '60 werkte hij vaak samen met Robert Chartoff en werd hij producer van een hele reeks Hollywood-films. Hij leerde ook Robert De Niro kennen, met wie hij ook zou samenwerken als regisseur. In 1977 werd Rocky (1976) genomineerd voor een Oscar in de categorie Beste Film. Winkler was producer van de film en won de Oscar. Voorlopig de enige die hij in zijn carrière won. Winkler zou ook producer worden van alle volgende Rocky-films.
In 1977 werd hij producer van de film New York, New York van regisseur Martin Scorsese. Ook met hem zou Winkler nog vaak samenwerken. Zo werd hij producer van Scorseses bekende film Raging Bull (1980) en werd hij voor een tweede keer genomineerd voor een Academy Award.
Pas in 1991 kroop hij voor het eerst zelf in de regiestoel. Hij regisseerde Guilty by Suspicion, met Robert De Niro in de hoofdrol. De film werd matig onthaald. Een jaar later regisseerde Winkler de remake Night and the City (1992) met opnieuw De Niro in de hoofdrol. De film werd een flop en wordt beschouwd als één van de slechtste films van De Niro.

In 2001 regisseerde hij Life as a House. De film werd goed onthaald en wordt gekenmerkt door een sterke cast die bestond uit onder meer Kevin Kline, Kristin Scott Thomas, Hayden Christensen en Jena Malone. Later regisseerde hij o.a. De-Lovely (2004) en Home of the Brave (2006).

22 mei 2014

Cole Porter (1891-1964)

Cole Porter (Peru (Indiana) was een Amerikaans componist en liedjesschrijver. Zijn bekendste stukken zijn onder andere de musicals Kiss Me Kate (1948) (gebaseerd op William Shakespeares stuk The Taming of the Shrew) en Anything Goes. Daarnaast heeft hij ook een aantal nog steeds populaire songs geschreven, waaronder I Get a Kick Out of You, Night and Day, Let's Do It (Let's Fall in Love), I Love Paris, True love, Begin the Beguine, So in Love, Too Darn Hot, In the Still of the Night, Easy to Love, You're the Top, It's Delovely, I've Got You Under My Skin, ev'ry time we say goodbye en Don't Fence Me In.
Hij stond bekend om zijn spitsvondige teksten met onverwachte wendingen en originele rijm ("delightful" rijmt bijvoorbeeld op "de-lovely").
Porter werd geboren in Peru in de staat Indiana. Hij speelde al vanaf jonge leeftijd de piano, en studeerde later aan de Universiteit van Yale. Na zijn studie ging hij naar Parijs om daar muziek te studeren. Zijn liedjes en musicals brachten hem al snel succes.
Hij was een tijdgenoot van onder meer Irving Berlin en George Gershwin.
Door een ongeluk in 1937 werden zijn benen verbrijzeld waardoor hij vrijwel geheel kreupel werd,
Hij ontmoette Linda Lee Thomas in Parijs in 1918. Zij was een rijke gescheiden vrouw die een aantal jaren ouder was dan hij. Ze trouwden in 1919. Zij werd eens de mooiste vrouw ter wereld genoemd. Porter was homoseksueel, een feit waarvan zijn vrouw blijkbaar op de hoogte was.
De Porters verhuisden van Parijs naar Venetië, van daar naar New York en uiteindelijk naar Hollywood, waar het gemakkelijke (grote) geld lokte en waar Cole Porter voor MGM de muziek voor vele films schreef. In die tijd nam de kwaliteit van zijn werk – ook tot zijn eigen ongenoegen – af en mede daarom verliet hij Hollywood weer. Ook het openbaar worden van de homoseksuele relaties naast zijn huwelijk bespoedigde zijn vertrek uit Hollywood.
Cole Porter en zijn vrouw gingen (enige tijd) uit elkaar aan het begin van de jaren dertig nadat Porters homoseksualiteit meer en meer openbaar werd toen zij in Hollywood woonden. Zij bleven echter getrouwd en hun – naar de mening van zijn biografen – gelukkige huwelijk duurde tot zijn vrouw overleed in 1954.
In 1958 moest zijn rechterbeen geamputeerd worden. Daarna verloor hij zijn levenslust en daarmee zijn creativiteit.
Cole Porter overleed in 1964 en ligt begraven tussen zijn vader Sam Porter en zijn vrouw Linda in zijn geboorteplaats.


Stukken
Onder andere:
Paris (1929)
Kiss Me, Kate (1948, film 1953)
Can-Can (1953), filmversie uit 1960
Silk Stockings (1954), filmversie uit 1957, waarin Wim Sonneveld een rol heeft.
High Society (1956) (songs)
Anything Goes (1936, opnieuw uitgebracht in 1956)
"What is this thing called love"


Over Cole Porter
Night and Day (1946). Biografische film met Cary Grant en Alexis Smith als Porter en zijn vrouw.
You're the Top (1995/1996 in Nederland in het theater met Willem Nijholt als Cole en Gerrie van der Klei als Linda.
Cole Porter: A Biography (1998) door William McBrien (New York: Vintage Books). ISBN 0679727922.
De-Lovely (2004. Biografische speelfilm over het leven van Cole Porter, met in de hoofdrollen Kevin Kline en Ashley Judd als respectievelijk Cole Porter en zijn vrouw Linda.
Officiële website (in het Engels): http://www.coleporter.org/

Bron: Wikipedia

23 maart 2014

Roman Polanski


Roman Polański, geboren als Rajmund Roman Liebling (Parijs, 18 augustus 1933), is een Pools-Franse acteur en filmmaker van Joodse afkomst. Hij is vooral bekend van films als Repulsion, Chinatown, Rosemary's Baby en The Pianist. Voor deze laatste film kreeg hij de Oscar als beste regisseur.
Hoewel Polański tijdens zijn carrière veel verschillende genres beoefende, wordt hij gezien als een meester in het maken van psychologische thrillers die zich afspelen in een beperkte ruimte en waarin een sociaal beschermd personage langzaamaan aftakelt. Deze thrillers kenmerken zich door een extreem pessimistische wereldvisie, veel zwarte humor en een voorliefde voor absurdisme.

Vroege jeugd
Polański werd in 1933 geboren in Parijs als kind van Joods-Poolse ouders. In 1937 verhuisden zijn ouders terug naar Polen. Een ongelukkige beslissing, want nog geen twee jaar later werd Polen veroverd door nazi-Duitsland, waarna de gehele familie Polański werd opgesloten in het getto van Krakau.
In 1943 wist Polański uit het getto te ontsnappen, waarbij hij door een Duitse bewaker in z'n been werd geschoten. Zwaargewond legde Polański een tocht van 150 km af om uit handen van de Duitsers te blijven. Nadat hij in veilig gebied aankwam, kon hij logeren bij een boer. Polański werkte voor deze boer op het land, in ruil voor onderdak.
De gehele oorlog bleef Polański ondergedoken tot hij in 1946 zijn familie kon opzoeken. Polański's moeder bleek vermoord in Auschwitz. Zijn vader leefde nog, maar wilde geen contact meer met zijn zoon, omdat hij vond dat deze zijn ouders in de steek had gelaten door te vluchten.

De eerste films
In 1954 schreef Polański zich in op de filmacademie van Warschau terwijl hij, naar eigen zeggen, nog nooit één film had gezien. Zijn enige motivatie om aan de filmacademie te beginnen was omdat hij zo de militaire dienstplicht kon ontvluchten.
In daaropvolgende jaren maakte Polański een reeks korte films. Vaak waren dit slapstick-komedies zonder dialoog. Doorgaans speelden onsympathieke personages hierin de hoofdrol, die andere vaak zielige maar goedaardige personage, onderdrukken. Aan het einde van deze films winnen de onsympathieke personages het vaak van de goede omdat, volgens de filosofie van Polański, mensen met een egoïstisch onsympathiek karakter domweg meer kans op overleven hebben.














  Two Men and a Wardrobe


De korte filmpjes van Polański hadden vaak een metaforische betekenis. Ze leken op het eerste gezicht onschuldig, maar wilden vaak wat zeggen over de politieke situatie in het communistische Polen. Een voorbeeld hiervan vormt Twee Mannen en een Kast. In deze slapstickkomedie komen twee mannen uit zee gelopen terwijl ze een loodzware kast met zich meedragen. De twee zijn aangespoeld in een land waar alles draait om hebzucht, rijkdom en luxegoederen. Ze kunnen er de taal niet spreken en niemand wil ze helpen. Bovendien vormt de kast een enorme belemmering voor hen: ze kunnen een hotel niet binnen, omdat de kast niet door de deur past. Uiteindelijk rest hen niets anders dan met de zware kast terug de zee in te lopen. Ze verdwijnen waar ze vandaan kwamen. De kast symboliseert de communistische regering die hen blijft achtervolgen en verhindert te genieten van kapitalistische rijkdom. Het land met de taal die ze niet kunnen spreken, symboliseert het onbegrip en de vijandigheid van Westerse mensen tegenover communistische mensen. Twee Mannen en een Kast werd op dewereldtentoonstelling van Brussel bekroond met een prijs voor beste korte film.

Successen
In 1962 maakte Polański zijn eerste lange speelfilm: Nóż w wodzie. Dit was de eerste film van het genre waarin hij zou uitblinken: de psychologische thriller. Het verhaal draait om een rijk echtpaar dat met hun zeiljacht een tochtje maakt. Onderweg pikken ze een jongeman op. Zijn aanwezigheid maakt bij de rijke man jaloezie los, waardoor een tweestrijd tussen de mannen ontstaat met als inzet de vrouw. Al snel blijkt het huwelijk lang niet zo gelukkig te zijn als het leek.
Nóż w wodzie werd door critici beschouwd als een meesterwerk en liet alle ingrediënten zien die de films van Polański later kenmerkten: een beperkte locatie, een mentale aftakeling van een sociaal omringd personage (in dit geval de rijke man), zwarte humor, absurdisme en veel symboliek: de piepkleine kajuit is een symbool voor de gevangenis die het huwelijk is. De rijke man die steeds naar zijn eigen gezicht kijkt in het spiegelgladde water is een metafoor voor zijn eigen twijfelende persoonlijkheid. Polański vertelt het verhaal zo min mogelijk middels dialogen en laat de psyche van de hoofdpersonen zien door middel van symbolen. Polański begint met een langzaam tempo, maar laat de spanning tussen de personages van kwaad tot erger worden. Uiteindelijk bouwt hij op tot explosieve climax: de moord op de jongeman.
Na het succes van Nóż w wodzie vertrok Polański naar Engeland om daar in 1964 de thriller Repulsion op te nemen. Repulsion was in feite hetzelfde van opbouw als zijn voorganger met als grote verschil dat de hoofdpersoon dit keer een vrouw is die zich afzondert in een appartement en langzaam krankzinnig wordt. Bovendien ging deze film verder in het tonen van geweld, symboliek en absurdisme.
In 1965 maakte Polanksi Cul-de-sac, een zwarte komedie over een echtpaar dat gegijzeld wordt en langzaamaan bijna even gewelddadig wordt als hun gijzelnemers. Zo draaien ze de rollen van de macht om. Met Cul-de-sac koos Polański voor meer zwarte humor, meer slapstick en bovendien een surrealistische vormgeving met vreemd camerawerk.
Het succes van bovengenoemde drie films opende voor Polański de wegen naar Hollywood en hij maakte daar in 1967 de horrorparodie The Fearless Vampire Killers. Met deze film sloeg hij een compleet nieuwe weg in: Polański bracht dit keer een eerbetoon aan zijn voorliefde voor horrorfilms. The Fearless Vampire killers is een van de weinige films die niet de typische Polański-thema's vertoont alhoewel ook hier de pessimistische wereldvisie aanwezig is. Polański bracht later nog twee keer een hommage aan een bepaald filmgenre: in 1974 maakte hij Chinatown, een eerbetoon aan de films noirs en detectivefilms uit de jaren '40 en in 1984 maakte hij met Pirates een parodie op de piratenfilm.
Een van de grootste successen uit Polański's carrière was de occulte thriller Rosemary's Baby (1968). In deze boekverfilming naar de roman van Ira Levin gaat opnieuw een vrouw haar mentale aftakeling tegemoet en lopen droom en werkelijkheid door elkaar. Sleutelmomenten blijven buiten beeld en de film laat het einde open. Veel critici beschouwen Rosemary's Baby als de beste film uit het oeuvre van Polański.

Moord op Sharon Tate
Kort na het maken van deze film nam Polański's leven een onverwachte wending: terwijl hij in Londen was om de voorbereidingen van een nieuwe film af te ronden, werd zijn acht maanden zwangere vrouw Sharon Tate samen met andere aanwezigen, in hun eigen huis vermoord door de bende van Charles Manson (1969). Deze moord, die wereldnieuws was, betekende het volgende grote trauma in het leven van Polański.
Na de moord kwam Polański in een grote depressie, waarin hij, naar eigen zeggen, alleen maar slechte films maakte. Pas in 1974, met het succes van Chinatown, kroop hij uit deze depressie.
Vlak na de première van Chinatown kwam Polański persoonlijk negatief in het nieuws. Hij had in het huis van zijn vriend Jack Nicholson het dertienjarige meisje Samantha Gailey (tegenwoordig: Samantha Geimer) gedrogeerd en seksueel misbruikt. Polański werd in staat van beschuldiging gesteld. Om een proces inzake verkrachting van een minderjarige na het toedienen van drugs te vermijden, verklaarde hij zich in een plea bargain schuldig aan onwettig seksueel contact met een minderjarige. Hij moest zich melden bij een staatsgevangenis om een psychiatrisch onderzoek van 90 dagen te ondergaan. Hij heeft hiervan 42 dagen voltooid, waarna het onderzoek vroegtijdig werd beëindigd. Toen Polanski er lucht van kreeg dat - in tegenstelling tot zijn verwachting - de rechter mogelijk een gevangenisstraf zou opleggen, vluchtte hij eerst naar Londen en van daar naar Parijs. Polański was nog altijd Frans staatsburger. Een uitleveringsverzoek door de Verenigde Staten werd afgewezen, evenals een voorstel van de Amerikaanse autoriteiten om Polański in Frankrijk te berechten op basis van de Californische aanklacht. Sinds deze gebeurtenissen kan Polański niet naar de Verenigde Staten reizen, omdat hij bij binnenkomst zal worden gearresteerd.
In september 2009 werd Polanski op luchthaven Zürich in Zwitserland opgepakt wegens bovenstaande feiten (zie onder de alinea "Arrestatie" hieronder).
In 1979 maakte hij Tess, een historisch drama dat hij opdroeg aan zijn vermoorde vrouw Sharon Tate. Ook deze film werd overschaduwd door een schandaal: Polański had tijdens de opnamen een relatie met de toen zeventienjarige hoofdrolspeelster Nastassja Kinski. Met Tess toonde hij zich een meester in een nieuw genre: de historische film.

Latere films
In daaropvolgende jaren maakte Polański een aantal kleine en weinig succesvolle films die veelal een variatie waren op het soort films dat hij eerder had gemaakt. Tijdens die periode trouwde Polański met Emmanuelle Seigner, een actrice die in een groot aantal films van hem speelt (o.a. Frantic). Samen met Seigner kreeg Polański twee kinderen, Morgane (1993) en Elvis (1998).
Toen Polanski in 1988 een bezoek bracht aan de Nederlandse Filmacademie vroeg toenmalig eerstejaars student Cyrus Frisch waarom hij ervoor koos om een slechte film als Frantic te maken. Daarop antwoordde Polanski: "A human can be like a river. Wild and energetic at first. But eventually drying out."
In 2002 maakte hij The Pianist en in 2005 Oliver Twist.
The Pianist is een oorlogsfilm waarin hij zijn eigen ervaringen als Holocaust overlevende verwerkte. Polański beschouwt The Pianist als zijn filmisch testament en noemt het zijn favoriete film. Polański kreeg hiervoor de Oscar voor besteregisseur. Ook won hij de Gouden Palm in Cannes.
Zijn laatste film, die na zijn arrestatie werd uitgebracht, was The Ghost Writer over een schrijver die ingehuurd werd om de biografie van een voormalige Britse premier (gebaseerd op Tony Blair) te herschrijven en daardoor bij een politieke intrige betrokken werd.

Arrestatie
In 2005 vaardigde de Amerikaanse overheid een internationaal opsporingsbevel tegen hem uit vanwege het misbruik van Samantha Gailey in 1977. Omdat Polański voornamelijk in Frankrijk en Polen verbleef, landen zonder uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten, wist hij aanhouding te voorkomen. Nadat hij bekendgemaakt had te komen opdagen voor de uitreiking van een prijs voor zijn gehele oeuvre op het Filmfestival van Zürich, greep de Zwitserse overheid (die wel een uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten heeft) in, hoewel Polański bij eerdere verblijven in het land ongemoeid was gelaten. Op 27 september 2009 werd Polański op Luchthaven Zürich gearresteerd. Hij werd in preventieve hechtenis genomen, in afwachting van een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten. Zijn arrestatie veroorzaakte een golf van beroering en diverse bekende personen uit de filmwereld, alsook Frankrijk en Polen kwamen in actie om hem vrij te krijgen. Op 23 oktober 2009 verzochten de Verenigde Staten Zwitserland om Polański uit te leveren. In een open brief uitte Polański felle kritiek op de rechter van destijds. Op 12 juli 2010 hief Zwitserland zijn huisarrest op en werd hij weer vrij man.

Stijl
Polański is een specialist in drie genres: psychologische thrillers, parodieën op en eerbetonen aan beroemde filmgenres en historische drama's waarin eenzame personages opgejaagd worden en zoekende zijn in een chaotische wereld. De films worden gekenmerkt door veel symboliek die psychische gesteldheid van de personages verbeeldt, zwarte humor, een pessimistische wereldvisie, paranormale elementen en veel seks en geweld. Een ander terugkerend element in Polański's werk is in elke film een sleutelmoment waardoor het verhaal kantelt.
Naast inhoudelijke, hebben Polański's films ook visuele kenmerken. Zo wordt vaak gebruikgemaakt van een voyeuristische manier van filmen: veel open ramen, schuin van achter een muur, in een spiegel, door een voorwerp heen. Hierdoor lijkt het alsof de kijker met het verhaal meegluurt. Ook worden voorwerpen of locaties vaak op een surrealistische manier in beeld gebracht. Dingen worden uit hun verband gehaald en vervreemdend uitgebeeld. Een voorbeeld hiervan is de manier waarop het appartement van Rosemary wordt uitgebeeld in Rosemary's Baby. Bron: Wikipedia