Citizen Kane was de debuutfilm voor verscheidene personen, waaronder een groot aantal latere sterren. Behalve voor Welles was het de eerste lange speelfilm voor acteurs Joseph Cotten, Everett Sloane, Ray Collins, Agnes Moorehead en Ruth Warrick. De filmmuziek werd door Bernard Herrmann geschreven, die zijn debuut als filmmuziekcomponist maakte.
Na een paar valse starts richtten Orson Welles en zijn scenarioschrijver Herman J. Mankiewicz zich op hun thema: de opkomst en ondergang van een krantenmagnaat. Voor het fictieve karakter Charles Foster Kane hadden ze een perfect model ter beschikking: William Randolph Hearst, de man die in Amerika groot geworden was door het introduceren van riooljournalistiek. Hearst maakte kranten voor ‘het volk’ en dat leverde enorme oplagecijfers (en winst) op. Zijn politieke ambities en persoonlijke leven waren een aantrekkelijk verkenningsobject.

De financiering en productie van de film waren zaken die Welles op zijn eigen, gedurfde manier volbracht. Volgens Robert Wise, de monteur van Citizen Kane, werd het project heel slinks aangepakt. Orson vertelde de studio dat hij alleen maar testopnamen maakte. Gedurende een hele maand werden deze ‘tests’ met verve gefilmd. Welles kreeg een spoedcursus in de filmkunst, maar tegelijkertijd was hij bezig met het maken van de film. Volgens Dorothy Comingore (co-ster) werden alle ‘tests’ opgenomen in het eindproduct; ze werden nooit opnieuw gefilmd. Tenslotte liet Welles zijn ‘testopnamen’ zien aan Schaefer en andere topmensen van RKO. Ze waren dermate enthousiast, dat ze de verfilming groen licht gaven.
Wat meteen opvalt als de film begint is het prachtige camerawerk van Gregg Toland. We passeren het bordje “No tresspassing”, waarna we het mysterieuze landgoed van Kane betreden. De film begint als een soort gothic horrorfilm, met het in duisternis gehulde landhuis van Kane en passende muziek van Bernard Herrmann. De overgangen van de shots hier zijn fascinerend: je komt steeds in een andere positie tot het huis te staan, terwijl het verlichte raam van de bovenkamer op dezelfde plek blijft. In de kamer achter dit raam vindt de gebeurtenis plaats die de drijfveer is voor de hele film. Hier blaast Charles Foster Kane zijn laatste adem uit en laat hij zijn laatste woord horen terwijl hij een kristallen sneeuwbol stuk laat vallen: ‘Rosebud’. Dit woord heeft hier de functie van wat Hitchcock de McGuffin noemde: een object of element dat de film voortstuwt, maar dat op zichzelf niets te betekenen hoeft te hebben. Door uit te vinden wat dit woord voor Kane betekende wil men achter zijn ware gedachten en identiteit komen. Via gesprekken met ‘ooggetuigen’ wordt gepoogd achter de betekenis van het woord te komen en zodoende wordt zijn hele leven gereconstrueerd.
In het daarop volgende nieuwsclipje over Kane, worden we in sneltreinvaart ingelicht over zijn leven. We merken dat Kane een beroemd en controversieel persoon was. Net zoals het geval was bij Lawrence in David Leans Lawrence of Arabia, heeft iedereen een eigen mening over Kane, terwijl niemand hem echt lijkt te kennen. Wat ging er nu eigenlijk om in het hoofd van deze bijzondere figuur? Wat heeft de plotselinge rijkdom voor de uit een arm gezin afkomstige Kane met hem gedaan? Hoe kijkt hij aan tegen zaken als macht, geld, vriendschap en liefde? Wat heeft hij het meest gemist in zijn leven? Waar heeft hij het meeste spijt van, en wat is uiteindelijk het belangrijkste in zijn leven (geweest)? Hoe meer je hierover nadenkt, hoe beter de dramatiek van Kane naar voren komt. Je wilt hem als toeschouwer aan kunnen voelen en begrijpen, en dit is tegelijkertijd intrigerend en frustrerend. Je wilt hem leren kennen, maar dit lukt nooit helemaal. Hoewel de uiteindelijke openbaring van het woord ‘Rosebud’ wel iets zegt over Kane’s (laatste) verlangens of gedachten, lijken de woorden van de onderzoekende journalist toch ook erg waarachtig te zijn: iemands leven kan niet gedefinieerd worden door een enkel woord. Je kunt verschillende standpunten aanhoren en met elkaar combineren als de legpuzzels waar Kane’s vrouw Susan Alexander zich mee bezig houdt, maar er zullen altijd stukjes ontbreken.
Minstens zo memorabel als de inhoud zijn de technische kwaliteiten van de film. Nog nooit werden filmische innovaties op zo’n brede schaal en op zo’n effectieve manier toegepast als in deze film. Het gebruik van ‘diepe focus’, waarbij zowel de achtergrond als voorgrond scherp bleven wordt hier optimaal gebruikt, wat vooral mooi tot uiting komt in het prachtige shot van de binnenkant van het ouderlijk huis van Kane, waarbij we de door het raam de kleine Kane buiten in de sneeuw zien spelen. Het camerawerk is vaak erg ingenieus. Lang voordat David Fincher ook maar geboren was, ging Toland al met zijn camera door muren en ramen heen. En de hoeveelheid ‘special effects’ doet niet onder voor de gemiddelde film van tegenwoordig. De belichting is prachtig en doeltreffend en de gelaagde shots zijn complex, waarbij voorgrond en achtergrond soms apart geschoten en belicht werden. De gigantische sets, de realistische schilderingen, de muziek van Bernard Herrmann, de strakke montage en regie: het draagt allemaal bij aan de uitmuntendheid van de film.
Orson Welles zet Kane met veel bravoure neer. Hij identificeert zich met hem, maar veroordeelt hem ook. Deze film was zijn eerste stap in de wereld van de film. Welles, het wonderkind, had een sterke verbondenheid met het Shakespeare-theater. Hij zette destijds gemoderniseerde versies van de Klassieken neer; dat was een dappere en ongebruikelijke zet. Hij zette dezelfde tragisch-romantische gevoeligheden neer in zijn eerste film. Ondanks de pessimistische blik van de film, zijn er momenten van vreugde, schoonheid en emotionele waarheid. De ondersteunende acteurs, die vooral uit Welles Mercury Theatre afkomstig waren, spelen uitstekend. Joseph Cotten is gedenkwaardig als Jed Leland, een goede vriend van Kane, die méér in hem gelooft dan hijzelf. Everett Slone schittert als de zelfverklaarde mentor mr. Bernstein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten