![]() |
In Citizen Kane is de scene van voor tot achter volledig scherp |
30 april 2013
Deep focus
29 april 2013
Herman J. Mankiewiecz (1897-1953)
Herman Jacob Mankiewcz was een Amerikaans scenarioschrijver en filmproducent.
Mankiewicz was de zoon van Joods-Duitse immigranten. Hij was de oudere broer van regisseur en scenarioschrijver Joseph Mankiewicz. Hij studeerde aan de universiteit van Columbia, waarna hij als verslaggever voor de New York Tribune ging werken. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werkte hij in Parijs bij het persbureau van het Amerikaanse Rode Kruis. Later vertrok hij naar Berlijn, waar hij studeerde aan de Humboldt Universiteit en twee jaar werkte als correspondent voor de Chicago Tribune Terug in New York werkte hij eerst bij de redactie van The World, daarna als assistent-redacteur onder George C. Kaufmann bij de drama-afdeling van de New York Times en als hoofdredacteur van het tijdschrift The New Yorker.
In 1926 vertrok hij naar Hollywood om daar het scenario te schrijven voor The Road to Mandalay, een film met Lon Chaney in de hoofdrol. Hij bleef in Hollywood en schreef meerdere scenario's en bewerkingen, evenals enkele tussentitels, voornamelijk voor MGM. Daarnaast was hij ook werkzaam als dramarecensent voor de Los Angeles Times. In de jaren dertig was hij ook de producent van enkele komische films, waaronder Monkey Business, Horse Feathers en Duck Soup van de Marx Brothers. Zijn bekendste werk is waarschijnlijk het scenario voor Citizen Kane, waarvoor hij samen met medeschrijver Orson Welles een Academy Award kreeg. Ook schreef hij mee aan het scenario van The Wizard of Oz (1939), maar bleef uncredited. Voor het scenario van The Pride of the Yankees uit 1942 kreeg hij een tweede Oscarnominatie.
In de jaren veertig raakte zijn carrière in de problemen door gokschulden, een alcoholverslaving en ruzies met verscheidene studiobazen. Hij stierf op 56-jarige leeftijd aan uremie, op dezelfde dag als Jozef Stalin en Sergej Prokofjev.
Mankiewicz was de zoon van Joods-Duitse immigranten. Hij was de oudere broer van regisseur en scenarioschrijver Joseph Mankiewicz. Hij studeerde aan de universiteit van Columbia, waarna hij als verslaggever voor de New York Tribune ging werken. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werkte hij in Parijs bij het persbureau van het Amerikaanse Rode Kruis. Later vertrok hij naar Berlijn, waar hij studeerde aan de Humboldt Universiteit en twee jaar werkte als correspondent voor de Chicago Tribune Terug in New York werkte hij eerst bij de redactie van The World, daarna als assistent-redacteur onder George C. Kaufmann bij de drama-afdeling van de New York Times en als hoofdredacteur van het tijdschrift The New Yorker.
In 1926 vertrok hij naar Hollywood om daar het scenario te schrijven voor The Road to Mandalay, een film met Lon Chaney in de hoofdrol. Hij bleef in Hollywood en schreef meerdere scenario's en bewerkingen, evenals enkele tussentitels, voornamelijk voor MGM. Daarnaast was hij ook werkzaam als dramarecensent voor de Los Angeles Times. In de jaren dertig was hij ook de producent van enkele komische films, waaronder Monkey Business, Horse Feathers en Duck Soup van de Marx Brothers. Zijn bekendste werk is waarschijnlijk het scenario voor Citizen Kane, waarvoor hij samen met medeschrijver Orson Welles een Academy Award kreeg. Ook schreef hij mee aan het scenario van The Wizard of Oz (1939), maar bleef uncredited. Voor het scenario van The Pride of the Yankees uit 1942 kreeg hij een tweede Oscarnominatie.
In de jaren veertig raakte zijn carrière in de problemen door gokschulden, een alcoholverslaving en ruzies met verscheidene studiobazen. Hij stierf op 56-jarige leeftijd aan uremie, op dezelfde dag als Jozef Stalin en Sergej Prokofjev.
Gregg Toland (1904-1948)
Gregg Toland was een Amerikaanse cameraman. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste cameramannen aller tijden, mede door zijn innovatieve gebruik van filmtechnieken en belichting, waaronder deep-focus fotografie en high-key belichting.
Hij begon op vijftienjarige leeftijd te werken als loopjongen voor William Fox. Het jaar daarop ging hij aan de slag als assistent-cameraman. Met de komst van de geluidsfilm in 1927 maakte hij zijn naam, onder andere door het bouwen van een behuizing om de camera die voorkwam dat het storende geluid van de camera bij de geluidsapparatuur kwam. In 1929 kreeg hij zijn diploma als belichtings-cameraman. Op 27-jarige leeftijd was hij de jongste zelfstandig werkende cameraman in Hollywood. Hij ging aan het werk bij verscheidene studio's, maar werkte voornamelijk voor de onafhankelijke producent Samuel Goldwyn, die hem veel vrijheid gaf om te experimenten met belichting. De door hem ontwikkelde high-key-belichting gold jarenlang als Hollywoodstandaard. Hij kreeg een Academy Award voor de cinematografie van Wuthering Heights uit 1939.
Zijn belangrijkste werk is waarschijnlijk Citizen Kane van Orson Welles. Van Welles kreeg hij volledige vrijheid om te experimenteren. Voor deze film ontwikkelde hij een nieuwe filmtechniek, de deep-focus fotografie, waardoor objecten in de achtergrond net zo helder in beeld worden gebracht als objecten in de voorgrond. Ook paste hij voor de film de Mitchell BNC camera aan, waardoor deze een grotere bewegingsvrijheid kreeg. In de eindcredits van de film deelde hij het shot met de regisseur, Welles, wat een zeer grote, zelden vertoonde eer is voor een cameraman. De deep-focus zou hij later in meer films toepassen, waaronder William Wylers The Best Years of Our Lives. Gedurende de tweede wereldoorlog was hij luitenant bij de filmafdeling van de marine. Hier nam hij samen met luitenant John Ford de documentaire December 7th op (bron: Wikipedia)
Hij begon op vijftienjarige leeftijd te werken als loopjongen voor William Fox. Het jaar daarop ging hij aan de slag als assistent-cameraman. Met de komst van de geluidsfilm in 1927 maakte hij zijn naam, onder andere door het bouwen van een behuizing om de camera die voorkwam dat het storende geluid van de camera bij de geluidsapparatuur kwam. In 1929 kreeg hij zijn diploma als belichtings-cameraman. Op 27-jarige leeftijd was hij de jongste zelfstandig werkende cameraman in Hollywood. Hij ging aan het werk bij verscheidene studio's, maar werkte voornamelijk voor de onafhankelijke producent Samuel Goldwyn, die hem veel vrijheid gaf om te experimenten met belichting. De door hem ontwikkelde high-key-belichting gold jarenlang als Hollywoodstandaard. Hij kreeg een Academy Award voor de cinematografie van Wuthering Heights uit 1939.
Zijn belangrijkste werk is waarschijnlijk Citizen Kane van Orson Welles. Van Welles kreeg hij volledige vrijheid om te experimenteren. Voor deze film ontwikkelde hij een nieuwe filmtechniek, de deep-focus fotografie, waardoor objecten in de achtergrond net zo helder in beeld worden gebracht als objecten in de voorgrond. Ook paste hij voor de film de Mitchell BNC camera aan, waardoor deze een grotere bewegingsvrijheid kreeg. In de eindcredits van de film deelde hij het shot met de regisseur, Welles, wat een zeer grote, zelden vertoonde eer is voor een cameraman. De deep-focus zou hij later in meer films toepassen, waaronder William Wylers The Best Years of Our Lives. Gedurende de tweede wereldoorlog was hij luitenant bij de filmafdeling van de marine. Hier nam hij samen met luitenant John Ford de documentaire December 7th op (bron: Wikipedia)
Luister naar War of the Worlds
De originele geluidsopname van War of the Worlds (1938) is bewaard gebleven. Dit radiohoorspel, dat door CBS werd uitgezonden, veroorzaakte volgens de Amerikaanse pers veel paniek bij de luisteraars, omdat zij dachten dat het land werd aangevallen door Marsbewoners. Het realiteitsgehalte was hoog, doordat Welles het verhaal bracht in de vorm van een muziekprogramma, waarin de uitzending regelmatig werd onderbroken door nieuwsberichten met ooggetuigenverslagen. Het hele land viel na de uitzending over Orson Welles heen. Hem werd verweten dat hij de bevolking op een wrede manier de stuipen op het lijf had gejaagd. Hij ging destijds diep door het stof en verontschuldigde zich publiekelijk voor het aangedane leed. Zijn roem was echter gevestigd.
The Battle over Citizen Kane
Op YouTube staat een goede documentaire over het ontstaan van Citizen Kane en de reacties op het verschijnen van de film. De film is geknipt in 6 delen. Hieronder het eerste deel:
Bernard Herrmann
Hij was de man achter de lage houtinstrumenten die Citizen Kane openden, de snerpende violen uitPsycho (1960) en de klagende saxofoon uit Taxi Driver (1976). Hermann was een van de meest originele en onderscheidende filmcomponisten. Hij begon al vroeg met componeren en won op 13-jarige leeftijd een compositiewedstrijd. Hij richtte op 20-jarige leeftijd zijn eigen orkest op. Nadat hij muziek had geschreven voor radiohoorspelen van Orson Welles, was hij de aangewezen man om Welles debuutfilm van muziek te voorzien. Direct daarna maakte hij de muziek voor Welles tweede film: The Magnificent Ambersons. Hij liet echter zijn naam van de titelrol verwijderen, nadat aanvullende muziek was toegevoegd zonder zijn (of Welles) toestemming. Herrmann was een was een productiefste filmcomponisten, die enkele van de meest memorabele composities produceerde voor Alfred Hitchcockfilms. Hij was een veeleisende perfectionist (hij was van mening dat de meeste regisseurs geen verstand van muziek hadden; hij negeerde met graagte hun instructies, zoals bij Alfred Hitchcocks Psycho). Hij beëindigde zijn samenwerking met Hitchcock, nadat de muziek voor Torn Curtain (1966) werd afgewezen. Herrmann experimenteerde al vroeg met geluiden in films, zoals in The Day the Earth Stood Still (1951), waarin hij theremins (elektronisch instrument), piano's en hoorns gebruikte. Hij was adviseur bij de elektronische geluiden die door Oskar Skala werden gecreëerd voor The Birds (1963). Zijn laatste compositie was die van Taxi Driver (1976). Herrmann stierf enkele uren nadat de muziek was opgenomen. Tenslotte schreef Herrmann de opera 'Wuthering Heights' en de cantate 'Moby Dick' (bron: IMDB).
28 april 2013
Orson Welles (1915-1985)
Orson Welles was een Amerikaans acteur, film- en toneel-regisseur en scenarioschrijver. Hij was een zeer invloedrijk filmmaker. Ondanks de vermaardheid van veel van zijn films en de grote naamsbekendheid die hij tegenwoordig geniet, waren de meeste van de door hem geregisseerde films, waaronder Citizen Kane, geen grote successen op commercieel gebied.
Orson Welles groeide op Chicago. Hij was de tweede zoon van een uitvinder en een concertpianiste. Welles was een wonderkind: op jonge leeftijd bleek hij een gave te hebben voor piano, goochelen, poëzie, acteren, striptekenen en schilderen en was hij bekend met het werk van Shakespeare. Hij verloor zijn ouders op jonge leeftijd: op zijn negende stierf zijn moeder, en zijn vader stierf toen hij vijftien jaar oud was. Dr. Maurice Bernstein, een arts uit Chicago, werd zijn voogd na de dood van zijn vader. In 1931 studeerde hij af aan de Todd School te Woodstock.
Al op Todd School kreeg hij ervaring in het toneelspelen, waar hij opvoeringen gaf van het werk van toneelschrijvers als Shakespeare, Christopher Marlow en meer hedendaagse schrijvers. Na zijn afstuderen weigerde hij de aanbiedingen van verscheidene universiteiten. In plaats daarvan vertrok hij naar Ierland om daar toneel te spelen. Welles debuteerde in 1931 in het Gate Theatre te Dublin. Hij kreeg een belangrijke rol in Jud Süss en nam later de regie op zich van andere stukken. Later probeerde hij zonder succes werk te krijgen in Londen en op Broadway, waarna hij vertrok naar Marokko en later Spanje, waar hij een tijdje stierenvechter is geweest. Dankzij aanbevelingen van Thornton Wilder en Alexander Woollcott kwam hij terecht bij het reisgezelschap van Katherine Cornell. In 1934 maakte hij met Cornell zijn debuut op Broadway als Tybalt in Romeo en Julia. In dat jaar trouwde hij eveneens voor het eerst, met socialite Virginia Nicholson, filmde hij zijn eerste korte film, het vier minuten durende The Hearts of Age, waarin hij en Nicholson beiden te zien waren, en begon hij te werken voor de radio.
Later, in de jaren dertig, werkte hij samen met John Houseman, eerst bij Housemans Phoenix Theatre Group, later voor het Federal Theatre Project. In 1936 trokken zij de aandacht met hun versie van Shakespeares MacBeth, met enkel zwarte acteurs. Welles regisseerde het stuk. Met Houseman vormde hij in 1937 het Mercury Theatre, waar acteurs als Agnes Moorhead, Joseph Cotten en Everett Sloane aan verbonden waren. De theatergroep zou bekend komen te staan om zijn originele visie op toneelstukken, waaronder een aangepaste versie van Shakespeares Julius Caesar, die zich afspeelt in het fascistische Italië onder Benito Mussolini. In de lente van 1938 nam hij met het gezelschap een korte film van 40 minuten op, Too Much Johnson, die samen met een toneelstuk getoond zou moeten worden. Het toneelstuk heeft echter nooit Broadway bereikt en de film is nooit in het openbaar getoond. De enige bekende print van het stuk is vernietigd tijdens een brand in Welles' villa in de jaren zeventig.
Filmcarrière (1940-1948)
RKO bood Welles een zeer gunstig filmcontract aan, waarin hij de volledige artistieke vrijheid kreeg over zijn films. Zijn eerste opdracht was een filmbewerking van Heart of Darkness van Joseph Conrad. Dit project bleek te duur en te complex om uitgevoerd te worden, en is nooit van de grond gekomen. Ook schreef hij het script voor twee eveneens nooit gemaakte films, The Smiler with the Knife en Mexican Melodrama. In 1940 was hij te horen als de verteller in de film The Swiss Family Robinson.
De eerste film die hij voor RKO maakte was Citizen Kane uit 1941. Dit werk wordt tegenwoordig beschouwd als een klassieker en staat nummer één op verscheidene 'beste films aller tijden'-lijsten. Zijn tweede film voor RKO was The Magnificent Ambersons uit 1942. Tijdens de opnames kwam de film echter in grote tijd- en geldnood. Welles regelde de eindmontage met editor Robert Wise vanuit Zuid-Amerika, waar hij de documentaire It's All True aan het opnemen was. De resulterende film duurde 148 minuten. Nadat sneakpreviews van de film teleurstellende reacties gaven, greep RKO de macht over de film en editete de film opnieuw tot een 88 minuten durende versie, zonder Welles hierover in te lichten. Hierbij zijn enkele belangrijke scènes gesneuveld. In augustus 1942 werd de film uitgebracht, waarbij hij samen met de komedie Mexican Spitfire Sees a Ghost van actrice Lupe Velez werd getoond. De film werd een dure flop voor RKO, zwaar bekritiseerd door de filmcritici en genegeerd door het grote publiek. Bij zijn terugkeer uit Brazilië werden Welles en zijn team ontslagen. Pas jaren later werd The Magnificent Ambersons erkend als een (verminkt) meesterwerk. It's All True heeft hij nooit kunnen voltooien (de film werd pas in 1993 uitgebracht), en een andere van zijn films, de spionagethriller Journey Into Fear (1943) bleek te zijn gemonteerd zonder zijn medeweten. Deze film, die hij had geproduceerd en samen met Joseph Cotten het script voor had geschreven, liet hij, gedwongen door tijdnood, regisseren door Norman Foster.
Nooit meer kreeg Welles de volledige artistieke vrijheid over zijn films, en door een gebrek aan commerciële successen kreeg hij weinig aanbiedingen als regisseur, waardoor hij enkele jaren geen film kon regisseren. Op andere vlakken had hij meer geluk: in 1943 trouwde hij met zijn tweede vrouw, de grote filmster Rita Hayworth, en het jaar daarop had hij een belangrijke rol als Rochester in de verfilming van Jane Eyre. Filmproducent Sam Spiegel gaf hem in 1946 de kans om weer een film te regisseren, The Stranger. De film was weinig bijzonder, maar was wel de commercieel meest succesvolle film van Welles.
Voor Columbia regisseerde hij The Lady from Shanghai, met hemzelf en zijn toenmalige vrouw Rita Hayworth in de hoofdrollen. Het filmen begon in de herfst van 1946 onder chaotische omstandigheden, onder andere op het jacht van Errol Flynn voor de kust van Acapulco. Tijdens het filmen herschreef Welles het script meerdere malen. Het betekende het einde voor het huwelijk met Hayworth, die de scheiding aanvroeg nadat het filmen was beëindigd in 1947. Door verscheidene problemen met de montage werd de film pas in het midden van 1948 uitgebracht, zonder veel publiciteit. Ook deze film werd een flop. Genegeerd door de grote filmstudio's moest hij voor zijn volgende project, een verfilming van Shakespeares Macbeth, uitwijken naar Republic Pictures, een filmstudio die vooral bekendstond om zijn B-westerns en feuilletons. De film werd geplaagd door een zeer laag budget, wat onder ander resulteerde in slechte sets en een magere soundtrack.
Filmcarrière (1948-1975)
In 1948 vertrok Welles naar Europa, waar filmproducenten wel bereid waren hem een kans te geven. Oorspronkelijk zou hij hier enkel gaan acteren. Als acteur was Welles onder andere te zien als misdadiger Harry Lime in de Britse film noir The Third Man (1949), gebaseerd op het gelijknamige boek van Graham Greene en geregisseerd door Carol Reed. Deze film werd wereldwijd een groot commercieel succes en wordt tegenwoordig als een klassieker beschouwd. In 1951 zou Welles de rol opnieuw spelen in de Britse radioserie The Lives of Harry Lime, gebaseerd op zijn personage in die film. Na het einde van deze serie was hij te horen in een andere radioserie, als gastheer van The Black Museum. Met het geld dat hij verdiende bij de radio en in films van andere regisseurs kon hij zijn eigen filmprojecten (gedeeltelijk) financieren. De eerste film van Welles uit zijn tijd in Europa is een filmversie van Shakespeares Othello. De opnames van deze film begonnen al in 1949 in Marokko, maar de film was pas in 1952 voltooid en werd uiteindelijk pas in 1955 in de Verenigde Staten uitgebracht. In 1954-1955 nam hij Mr. Arkadin op, waarvan hij een gedeelte van het script had gebaseerd op enkele afleveringen van The Lives of Harry Lime. In 1955 begon hij ook met het verfilmen van Don Quixote van Cervantes, maar dit project heeft hij nooit voltooid. In 1956 trouwde hij met actrice Paola Mori.
Eind jaren vijftig keerde hij tijdelijk terug naar de Verenigde Staten, om daar te spelen in een Broadwayversie van King Lear. Hier nam hij onder andere Touch of Evil (1958) op. Oorspronkelijk zou hij enkel een van de hoofdrollen spelen, maar op aanraden van medespeler Charlton Heston werd hij door Universal gevraagd om de film ook te regisseren. Deze thriller over corrupte rechercheurs rond de Amerikaans-Mexicaanse grens werd redelijk goed onthaald door de Amerikaanse critici, maar werd slechts in een gering aantal bioscopen uitgebracht en was niet winstgevend. In Europa was de film echter een succes, zowel kritisch als commercieel, en kreeg onder andere een grote prijs op de Brusselse wereldtentoonstelling.
Na enkele rollen in Amerikaanse films keerde hij in 1959 weer terug naar Europa. Hier waagde hij zich aan de verfilming van Franz Kafka's klassieke boek Der Prozess. Het verscheen in 1962 als The Trial. Tijdens de opnames van de film ontmoette hij de Kroatische actrice Oja Kodar, met wie hij een relatie kreeg. Deze film werd gevolgd door Chimes at Midnight uit 1966, waarin hij verscheidene scènes uit stukken van Shakespeare met elkaar verbond. De film werd gemengd ontvangen bij critici. Voor de Franse televisie nam hij The Immortal Story op. Zijn laatste voltooide film was F for Fake uit 1975. The Other Side of the Wind, een autobiografische film met John Huston in de hoofdrol, is nooit voltooid. In april 2007 maakte Peter Bogdanovich, regisseur en goede vriend van Welles, bekend dat hij de film alsnog zou voltooien.

Welles was in de laatste tien jaar van zijn leven regelmatig te zien in televisieshows, commercials en in films. Ook verleende hij zijn stem aan tekenfilms. Zijn laatste filmrol was de stem van de slechterik Unicron in The Transformers: The Movie.
In 1982 verbaasde Welles de wereld door samen met de pas opgerichte heavy metalband Manowar enkele nummers op te nemen. Zijn karakteristieke diepe stem werd gebruikt in het nummer "Dark Avenger" en "Defender" (origineel 1982 op max single, in 1986 geremasterd op het album Fighting the World). Nog altijd is Welles' stem te horen als aankondiger van de band bij concerten: "Ladies and gentlemen, from the United States of America, all hail: Manowar!"
Verder sprak hij de stem in van Robin Masters in de serie Magnum PI. Het was uiteindelijk de bedoeling dat Orson Welles tegen het einde van de serie onthuld zou worden als de man achter Robin Masters. Welles stierf voordat de serie eindigde, waardoor het nooit bekend is geworden wie Robin Masters was.
Bron: Wikipedia
27 april 2013
Citizen Kane
Citizen Kane is een film uit 1941, de eerste lange speelfilm van Orson Welles, die naast het regisseren tevens de film produceerde, meeschreef aan het scenario en de titelrol speelde. Citizen Kane wordt door veel filmcritici als 'beste film aller tijden' beschouwd. De film was vernieuwend in vele opzichten: verhaalstructuur, montage, de deep-focusfotografie maar ook het gebruik van grime en make-up. Citizen Kane gaat over het leven en werk van krantenmagnaat Charles Foster Kane, een personage dat waarschijnlijk gebaseerd is op William Randolph Hearst. In de film volgen we een journalist, die op zoek gaat naar de betekenis van zijn laatste woord, Rosebud.
Citizen Kane was de debuutfilm voor verscheidene personen, waaronder een groot aantal latere sterren. Behalve voor Welles was het de eerste lange speelfilm voor acteurs Joseph Cotten, Everett Sloane, Ray Collins, Agnes Moorehead en Ruth Warrick. De filmmuziek werd door Bernard Herrmann geschreven, die zijn debuut als filmmuziekcomponist maakte.
Na een paar valse starts richtten Orson Welles en zijn scenarioschrijver Herman J. Mankiewicz zich op hun thema: de opkomst en ondergang van een krantenmagnaat. Voor het fictieve karakter Charles Foster Kane hadden ze een perfect model ter beschikking: William Randolph Hearst, de man die in Amerika groot geworden was door het introduceren van riooljournalistiek. Hearst maakte kranten voor ‘het volk’ en dat leverde enorme oplagecijfers (en winst) op. Zijn politieke ambities en persoonlijke leven waren een aantrekkelijk verkenningsobject.
Herman J. Mankiewicz was een aan lager wal geraakte, alcoholische screenwriter, die bevriend was met Charles Lederer. Lederer, op zijn beurt, was een neef van Marion Davies, de maîtresse van Hearst. Via Lederer had Mankiewicz vrijwel volledige toegang tot informatie over Hearst. Ook bezocht hij regelmatig feesten op het enorme landgoed van Hearst. Hij organiseerde regelmatig feesten en logeerpartijen, waarbij veel Hollywoodsterren aanwezig waren. Hearst was één van de machtigste mannen van het land. Toen de ideeën over hun film globaal bekend werden, waren Welles en Mankiewicz er als de kippen bij om te ontkennen dat hun verhaal gebaseerd was op het leven van Hearst. Maar Welles was een te grote radiopersoonlijkheid en theaterinnovator om op veilig te spelen. Hij was naar Hollywood gekomen om ‘grote ideeën’ op het doek brengen, ongeacht wat anderen daarvan zouden vinden.
De financiering en productie van de film waren zaken die Welles op zijn eigen, gedurfde manier volbracht. Volgens Robert Wise, de monteur van Citizen Kane, werd het project heel slinks aangepakt. Orson vertelde de studio dat hij alleen maar testopnamen maakte. Gedurende een hele maand werden deze ‘tests’ met verve gefilmd. Welles kreeg een spoedcursus in de filmkunst, maar tegelijkertijd was hij bezig met het maken van de film. Volgens Dorothy Comingore (co-ster) werden alle ‘tests’ opgenomen in het eindproduct; ze werden nooit opnieuw gefilmd. Tenslotte liet Welles zijn ‘testopnamen’ zien aan Schaefer en andere topmensen van RKO. Ze waren dermate enthousiast, dat ze de verfilming groen licht gaven.
Wat meteen opvalt als de film begint is het prachtige camerawerk van Gregg Toland. We passeren het bordje “No tresspassing”, waarna we het mysterieuze landgoed van Kane betreden. De film begint als een soort gothic horrorfilm, met het in duisternis gehulde landhuis van Kane en passende muziek van Bernard Herrmann. De overgangen van de shots hier zijn fascinerend: je komt steeds in een andere positie tot het huis te staan, terwijl het verlichte raam van de bovenkamer op dezelfde plek blijft. In de kamer achter dit raam vindt de gebeurtenis plaats die de drijfveer is voor de hele film. Hier blaast Charles Foster Kane zijn laatste adem uit en laat hij zijn laatste woord horen terwijl hij een kristallen sneeuwbol stuk laat vallen: ‘Rosebud’. Dit woord heeft hier de functie van wat Hitchcock de McGuffin noemde: een object of element dat de film voortstuwt, maar dat op zichzelf niets te betekenen hoeft te hebben. Door uit te vinden wat dit woord voor Kane betekende wil men achter zijn ware gedachten en identiteit komen. Via gesprekken met ‘ooggetuigen’ wordt gepoogd achter de betekenis van het woord te komen en zodoende wordt zijn hele leven gereconstrueerd.
In het daarop volgende nieuwsclipje over Kane, worden we in sneltreinvaart ingelicht over zijn leven. We merken dat Kane een beroemd en controversieel persoon was. Net zoals het geval was bij Lawrence in David Leans Lawrence of Arabia, heeft iedereen een eigen mening over Kane, terwijl niemand hem echt lijkt te kennen. Wat ging er nu eigenlijk om in het hoofd van deze bijzondere figuur? Wat heeft de plotselinge rijkdom voor de uit een arm gezin afkomstige Kane met hem gedaan? Hoe kijkt hij aan tegen zaken als macht, geld, vriendschap en liefde? Wat heeft hij het meest gemist in zijn leven? Waar heeft hij het meeste spijt van, en wat is uiteindelijk het belangrijkste in zijn leven (geweest)? Hoe meer je hierover nadenkt, hoe beter de dramatiek van Kane naar voren komt. Je wilt hem als toeschouwer aan kunnen voelen en begrijpen, en dit is tegelijkertijd intrigerend en frustrerend. Je wilt hem leren kennen, maar dit lukt nooit helemaal. Hoewel de uiteindelijke openbaring van het woord ‘Rosebud’ wel iets zegt over Kane’s (laatste) verlangens of gedachten, lijken de woorden van de onderzoekende journalist toch ook erg waarachtig te zijn: iemands leven kan niet gedefinieerd worden door een enkel woord. Je kunt verschillende standpunten aanhoren en met elkaar combineren als de legpuzzels waar Kane’s vrouw Susan Alexander zich mee bezig houdt, maar er zullen altijd stukjes ontbreken.
Minstens zo memorabel als de inhoud zijn de technische kwaliteiten van de film. Nog nooit werden filmische innovaties op zo’n brede schaal en op zo’n effectieve manier toegepast als in deze film. Het gebruik van ‘diepe focus’, waarbij zowel de achtergrond als voorgrond scherp bleven wordt hier optimaal gebruikt, wat vooral mooi tot uiting komt in het prachtige shot van de binnenkant van het ouderlijk huis van Kane, waarbij we de door het raam de kleine Kane buiten in de sneeuw zien spelen. Het camerawerk is vaak erg ingenieus. Lang voordat David Fincher ook maar geboren was, ging Toland al met zijn camera door muren en ramen heen. En de hoeveelheid ‘special effects’ doet niet onder voor de gemiddelde film van tegenwoordig. De belichting is prachtig en doeltreffend en de gelaagde shots zijn complex, waarbij voorgrond en achtergrond soms apart geschoten en belicht werden. De gigantische sets, de realistische schilderingen, de muziek van Bernard Herrmann, de strakke montage en regie: het draagt allemaal bij aan de uitmuntendheid van de film.
Orson Welles zet Kane met veel bravoure neer. Hij identificeert zich met hem, maar veroordeelt hem ook. Deze film was zijn eerste stap in de wereld van de film. Welles, het wonderkind, had een sterke verbondenheid met het Shakespeare-theater. Hij zette destijds gemoderniseerde versies van de Klassieken neer; dat was een dappere en ongebruikelijke zet. Hij zette dezelfde tragisch-romantische gevoeligheden neer in zijn eerste film. Ondanks de pessimistische blik van de film, zijn er momenten van vreugde, schoonheid en emotionele waarheid. De ondersteunende acteurs, die vooral uit Welles Mercury Theatre afkomstig waren, spelen uitstekend. Joseph Cotten is gedenkwaardig als Jed Leland, een goede vriend van Kane, die méér in hem gelooft dan hijzelf. Everett Slone schittert als de zelfverklaarde mentor mr. Bernstein.
Citizen Kane was de debuutfilm voor verscheidene personen, waaronder een groot aantal latere sterren. Behalve voor Welles was het de eerste lange speelfilm voor acteurs Joseph Cotten, Everett Sloane, Ray Collins, Agnes Moorehead en Ruth Warrick. De filmmuziek werd door Bernard Herrmann geschreven, die zijn debuut als filmmuziekcomponist maakte.
Na een paar valse starts richtten Orson Welles en zijn scenarioschrijver Herman J. Mankiewicz zich op hun thema: de opkomst en ondergang van een krantenmagnaat. Voor het fictieve karakter Charles Foster Kane hadden ze een perfect model ter beschikking: William Randolph Hearst, de man die in Amerika groot geworden was door het introduceren van riooljournalistiek. Hearst maakte kranten voor ‘het volk’ en dat leverde enorme oplagecijfers (en winst) op. Zijn politieke ambities en persoonlijke leven waren een aantrekkelijk verkenningsobject.

De financiering en productie van de film waren zaken die Welles op zijn eigen, gedurfde manier volbracht. Volgens Robert Wise, de monteur van Citizen Kane, werd het project heel slinks aangepakt. Orson vertelde de studio dat hij alleen maar testopnamen maakte. Gedurende een hele maand werden deze ‘tests’ met verve gefilmd. Welles kreeg een spoedcursus in de filmkunst, maar tegelijkertijd was hij bezig met het maken van de film. Volgens Dorothy Comingore (co-ster) werden alle ‘tests’ opgenomen in het eindproduct; ze werden nooit opnieuw gefilmd. Tenslotte liet Welles zijn ‘testopnamen’ zien aan Schaefer en andere topmensen van RKO. Ze waren dermate enthousiast, dat ze de verfilming groen licht gaven.
Wat meteen opvalt als de film begint is het prachtige camerawerk van Gregg Toland. We passeren het bordje “No tresspassing”, waarna we het mysterieuze landgoed van Kane betreden. De film begint als een soort gothic horrorfilm, met het in duisternis gehulde landhuis van Kane en passende muziek van Bernard Herrmann. De overgangen van de shots hier zijn fascinerend: je komt steeds in een andere positie tot het huis te staan, terwijl het verlichte raam van de bovenkamer op dezelfde plek blijft. In de kamer achter dit raam vindt de gebeurtenis plaats die de drijfveer is voor de hele film. Hier blaast Charles Foster Kane zijn laatste adem uit en laat hij zijn laatste woord horen terwijl hij een kristallen sneeuwbol stuk laat vallen: ‘Rosebud’. Dit woord heeft hier de functie van wat Hitchcock de McGuffin noemde: een object of element dat de film voortstuwt, maar dat op zichzelf niets te betekenen hoeft te hebben. Door uit te vinden wat dit woord voor Kane betekende wil men achter zijn ware gedachten en identiteit komen. Via gesprekken met ‘ooggetuigen’ wordt gepoogd achter de betekenis van het woord te komen en zodoende wordt zijn hele leven gereconstrueerd.
In het daarop volgende nieuwsclipje over Kane, worden we in sneltreinvaart ingelicht over zijn leven. We merken dat Kane een beroemd en controversieel persoon was. Net zoals het geval was bij Lawrence in David Leans Lawrence of Arabia, heeft iedereen een eigen mening over Kane, terwijl niemand hem echt lijkt te kennen. Wat ging er nu eigenlijk om in het hoofd van deze bijzondere figuur? Wat heeft de plotselinge rijkdom voor de uit een arm gezin afkomstige Kane met hem gedaan? Hoe kijkt hij aan tegen zaken als macht, geld, vriendschap en liefde? Wat heeft hij het meest gemist in zijn leven? Waar heeft hij het meeste spijt van, en wat is uiteindelijk het belangrijkste in zijn leven (geweest)? Hoe meer je hierover nadenkt, hoe beter de dramatiek van Kane naar voren komt. Je wilt hem als toeschouwer aan kunnen voelen en begrijpen, en dit is tegelijkertijd intrigerend en frustrerend. Je wilt hem leren kennen, maar dit lukt nooit helemaal. Hoewel de uiteindelijke openbaring van het woord ‘Rosebud’ wel iets zegt over Kane’s (laatste) verlangens of gedachten, lijken de woorden van de onderzoekende journalist toch ook erg waarachtig te zijn: iemands leven kan niet gedefinieerd worden door een enkel woord. Je kunt verschillende standpunten aanhoren en met elkaar combineren als de legpuzzels waar Kane’s vrouw Susan Alexander zich mee bezig houdt, maar er zullen altijd stukjes ontbreken.
Minstens zo memorabel als de inhoud zijn de technische kwaliteiten van de film. Nog nooit werden filmische innovaties op zo’n brede schaal en op zo’n effectieve manier toegepast als in deze film. Het gebruik van ‘diepe focus’, waarbij zowel de achtergrond als voorgrond scherp bleven wordt hier optimaal gebruikt, wat vooral mooi tot uiting komt in het prachtige shot van de binnenkant van het ouderlijk huis van Kane, waarbij we de door het raam de kleine Kane buiten in de sneeuw zien spelen. Het camerawerk is vaak erg ingenieus. Lang voordat David Fincher ook maar geboren was, ging Toland al met zijn camera door muren en ramen heen. En de hoeveelheid ‘special effects’ doet niet onder voor de gemiddelde film van tegenwoordig. De belichting is prachtig en doeltreffend en de gelaagde shots zijn complex, waarbij voorgrond en achtergrond soms apart geschoten en belicht werden. De gigantische sets, de realistische schilderingen, de muziek van Bernard Herrmann, de strakke montage en regie: het draagt allemaal bij aan de uitmuntendheid van de film.
Orson Welles zet Kane met veel bravoure neer. Hij identificeert zich met hem, maar veroordeelt hem ook. Deze film was zijn eerste stap in de wereld van de film. Welles, het wonderkind, had een sterke verbondenheid met het Shakespeare-theater. Hij zette destijds gemoderniseerde versies van de Klassieken neer; dat was een dappere en ongebruikelijke zet. Hij zette dezelfde tragisch-romantische gevoeligheden neer in zijn eerste film. Ondanks de pessimistische blik van de film, zijn er momenten van vreugde, schoonheid en emotionele waarheid. De ondersteunende acteurs, die vooral uit Welles Mercury Theatre afkomstig waren, spelen uitstekend. Joseph Cotten is gedenkwaardig als Jed Leland, een goede vriend van Kane, die méér in hem gelooft dan hijzelf. Everett Slone schittert als de zelfverklaarde mentor mr. Bernstein.
Abonneren op:
Posts (Atom)