Francis Ford Coppola (Detroit, 7 april 1939) is een Amerikaans regisseur, filmproducent, scenarioschrijver en wijnboer,
vooral bekend van films als The Godfather-trilogie en Apocalypse
Now. Coppola wordt beschouwd als een van de belangrijkste
regisseurs van het New Hollywood uit de jaren zeventig.
Coppola is van Italiaans-Amerikaanse
afkomst, de zoon van componist Carmine Coppola en voormalig actrice Italia Pennino. Zijn zus, Talia, werd later
onder de naam Talia Shire een bekend actrice. Hij is ook de oom van Nicolas Cage en vader van Sofia Coppola.
Coppola werd geboren in Detroit maar groeide op in een buitenwijk van New York. Als kind
werd hij getroffen door polio, waardoor hij voor lange periodes aan
bed gekluisterd was. Tijdens deze periodes leerde hij poppenspelen en later filmmaken met een 8mm-camera.

Filmcarrière
Begin jaren zestig begon Coppola een professionele carrière bij B-filmmaker Roger Corman, met
wie hij onder meer als scenarist en assistent-regisseur aan goedkoop
geproduceerde films werkte. Ook maakte hij een handjevol korte films, waaronder The Bellboy and the Playgirls (1962). Ook kreeg hij
bij Corman de kans om zijn eerste lange film te regisseren, de horrorfilm Dementia 13 (1963). Vier jaar later, in 1966 kwam zijn tweede film, You're a Big Boy Now, uit, een komedie over
de seksuele ontwikkeling van een jonge man. Deze film gebruikte Coppola als proefschrift om de titel Master of Fine Arts te behalen aan de UCLA. De film werd in bioscopen door de gehele Verenigde
Staten uitgebracht. In 1966 was hij co-auteur van scenario's voor de films Is Paris Burning? en This Property Is
Condemned. In 1968 kwam zijn eerste studiofilm uit, de musical Finian's Rainbow voor Warner Bros. Deze film was echter geen succes, net als zijn volgende film, The Rain People (1969).
In 1969 richtte hij samen met George Lucas de kleine, onafhankelijke productiemaatschappij American
Zoetrope op in een voormalig pakhuis te San Francisco. De
bedoeling was om van de productiemaatschappij een springplank te maken voor
jonge regisseurs, maar dat kwam nooit van de grond. Na de eerste film van
American Zoetrope, THX-1138 uit 1971 van Lucas, was Coppola bijna bankroet met een schuld van $300.000.
De kansen keerden dat jaar. In 1971 won Coppola zijn eerste Oscar voor het script van de film Patton. Zijn naam als groot
filmmaker werd een jaar later gevestigd, toen The Godfather onder zijn regie
uitkwam. Het maffia-epos, gebaseerd op het gelijknamige boek van Mario Puzo, was een
kassucces, en gold voor een korte tijd als de best bezochte film aller tijden.
De film won een Academy Award voor Beste Film en Coppola won samen met Puzo een Oscar en een Golden Globe voor het script. Zelf kreeg hij de Golden Globe en een nominatie voor de Oscar voor Beste Regisseur. Het succes van de film
opende tevens de weg voor andere movie brats, filmregisseurs als Steven
Spielberg, George Lucas en Martin Scorsese die net als Coppola van de filmacademie kwamen en die zouden uitgroeien tot
de belangrijkste regisseurs van New Hollywood.
Hierna schreef hij het scenario voor de verfilming van F.
Scott Fitzgeralds The Great Gatsby en produceerde hij de
tweede film en grote doorbraak van George Lucas, American Graffiti. In 1974 werden twee films van hem uitgebracht. De eerste, de intelligente thriller The
Conversation, kreeg lovende kritieken en won de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. Coppola werd voor deze film
genomineerd voor twee Oscars, voor Beste Film en Best Script. De tweede film
die dat jaar van hem uitkwam was het vervolg op The Godfather, The Godfather: Part II. The Godfather: Part II won zes Oscars, waarvan drie (Beste Film,
Beste Regie en Best Script) voor Coppola. Het was tevens de eerste vervolgfilm
die een Academy Award voor Beste Film won. Later in de jaren zeventig zou
Coppola de eerste twee Godfather-films samenvoegen voor
een chronologisch vertelde televisiespecial, The Godfather Saga.
In 1976 begon hij aan de opnamen van zijn volgende filmproject, een bewerking van Joseph Conrads Heart
of Darkness. Coppola verplaatste het verhaal van koloniaal Afrika
naar de grens van Cambodja en Vietnam tijdens de Vietnamoorlog en noemde de film Apocalypse Now. Opnames van de film
vonden plaats op de Filipijnen. Vanaf
het begin van de opnames werd de film geplaagd door catastrofes: logistieke problemen, de hartaanval van hoofdrolspeler Martin
Sheen, tyfoons en andere natuurrampen,
ziektes, zenuwinzinkingen en een onvoorbereide en veel te zware Marlon Brando. Door
de tegenslagen overschreed de film het filmschema en de vastgestelde budget van
$12 miljoen naar meer dan $30 miljoen. De opnames duurden meer dan zestien
maanden en de film was uiteindelijk pas na drieënhalf jaar klaar. In 1979 ging de film in première op het filmfestival van Cannes, waar het de Gouden
Palm won. De film won eveneens twee Oscars.
Aan het begin van de jaren tachtig ondersteunde hij verscheidene
filmprojecten, zoals de productie van Akira Kurosawa's Kagemusha (1980) en de restauratie van het stomme meesterwerk Napoléon (1927) van Abel Gance. Hij
keerde pas weer terug naar regisseren in 1982 met de musical One From the Heart. Het was een zeer ambitieuze film, die mede dankzij
een enorme set en experimenten met digitale effecten ongeveer 27 miljoen dollar
kostte. Deze film was echter zowel bij critici als het publiek geen succes. Ook The
Cotton Club uit 1984, een gangsterfilm die zich afspeelt in
het Harlem van de jaren twintig, flopte. Deze twee projecten kostten Coppola
veel geld. Het betekende het voorlopig einde van Zoetrope, de filmstudio waarin
hij verscheidene regisseurs de mogelijkheid gaf om te filmen.
Hij richtte zich in de jaren tachtig meer op kleinschalige films. In 1983 regisseerde hij bijvoorbeeld de twee jeugdfilms The
Outsiders en Rumble Fish, naar twee romans van S.E. Hinton. Hierna volgden Peggy Sue Got Married (1986), over een vrouw die door de tijd reist naar haar eigen tienertijd, Gardens of Stone (1987) over de achterblijvers aan het
thuisfront ten tijde van de Vietnamoorlog en Tucker: The Man and His Dream (1988), een periodefilm over de autobouwer Preston Tucker.
In 1990 voltooide hij de Godfather-trilogie met The Godfather: Part III. De film werd minder
enthousiast ontvangen dan de eerdere twee delen en wist nauwelijks winst te
maken. Toch kreeg Coppola voor de film Oscarnominaties voor Beste Film en Beste
Regisseur. In 1992 regisseerde en produceerde hij Bram Stoker's Dracula, een gestileerde en
fantasierijke versie van de klassieke vampierroman. Hierna
regisseerde hij o.a. Jack uit 1996 met Robin
Williams als kind in het lichaam van een
volwassene, en The Rainmaker uit 1997,
naar het gelijknamige boek van John Grisham. (Bron: Wikipedia)