12 januari 2014

Francis Ford Coppola

Francis Ford Coppola (Detroit, 7 april 1939) is een Amerikaans regisseur, filmproducent, scenarioschrijver en wijnboer, vooral bekend van films als The Godfather-trilogie en Apocalypse Now. Coppola wordt beschouwd als een van de belangrijkste regisseurs van het New Hollywood uit de jaren zeventig.
Coppola is van Italiaans-Amerikaanse afkomst, de zoon van componist Carmine Coppola en voormalig actrice Italia Pennino. Zijn zus, Talia, werd later onder de naam Talia Shire een bekend actrice. Hij is ook de oom van Nicolas Cage en vader van Sofia Coppola. Coppola werd geboren in Detroit maar groeide op in een buitenwijk van New York. Als kind werd hij getroffen door polio, waardoor hij voor lange periodes aan bed gekluisterd was. Tijdens deze periodes leerde hij poppenspelen en later filmmaken met een 8mm-camera.
Hij studeerde theaterwetenschappen aan Hofstra University, waar hij de teksten en scenario's schreef voor enkele schoolmusicals. Daarna volgde Coppola een opleiding aan de UCLA Filmschool in Los Angeles, waar hij klasgenoot was van Doors-zanger Jim Morrison. Aan de UCLA maakte hij in 1961 een goedkope naaktfilm, Tonight for Sure, en schreef hij in 1962 het scenario Pilma Pilma, waarvoor hij een Samuel Goldwyn Award won. Pilma Pilma is echter nooit verfilmd.

Filmcarrière
Begin jaren zestig begon Coppola een professionele carrière bij B-filmmaker Roger Corman, met wie hij onder meer als scenarist en assistent-regisseur aan goedkoop geproduceerde films werkte. Ook maakte hij een handjevol korte films, waaronder The Bellboy and the Playgirls (1962). Ook kreeg hij bij Corman de kans om zijn eerste lange film te regisseren, de horrorfilm Dementia 13 (1963). Vier jaar later, in 1966 kwam zijn tweede film, You're a Big Boy Now, uit, een komedie over de seksuele ontwikkeling van een jonge man. Deze film gebruikte Coppola als proefschrift om de titel Master of Fine Arts te behalen aan de UCLA. De film werd in bioscopen door de gehele Verenigde Staten uitgebracht. In 1966 was hij co-auteur van scenario's voor de films Is Paris Burning? en This Property Is Condemned. In 1968 kwam zijn eerste studiofilm uit, de musical Finian's Rainbow voor Warner Bros. Deze film was echter geen succes, net als zijn volgende film, The Rain People (1969).
In 1969 richtte hij samen met George Lucas de kleine, onafhankelijke productiemaatschappij American Zoetrope op in een voormalig pakhuis te San Francisco. De bedoeling was om van de productiemaatschappij een springplank te maken voor jonge regisseurs, maar dat kwam nooit van de grond. Na de eerste film van American Zoetrope, THX-1138 uit 1971 van Lucas, was Coppola bijna bankroet met een schuld van $300.000.
De kansen keerden dat jaar. In 1971 won Coppola zijn eerste Oscar voor het script van de film Patton. Zijn naam als groot filmmaker werd een jaar later gevestigd, toen The Godfather onder zijn regie uitkwam. Het maffia-epos, gebaseerd op het gelijknamige boek van Mario Puzo, was een kassucces, en gold voor een korte tijd als de best bezochte film aller tijden. De film won een Academy Award voor Beste Film en Coppola won samen met Puzo een Oscar en een Golden Globe voor het script. Zelf kreeg hij de Golden Globe en een nominatie voor de Oscar voor Beste Regisseur. Het succes van de film opende tevens de weg voor andere movie brats, filmregisseurs als Steven Spielberg, George Lucas en Martin Scorsese die net als Coppola van de filmacademie kwamen en die zouden uitgroeien tot de belangrijkste regisseurs van New Hollywood.
Hierna schreef hij het scenario voor de verfilming van F. Scott Fitzgeralds The Great Gatsby en produceerde hij de tweede film en grote doorbraak van George Lucas, American Graffiti. In 1974 werden twee films van hem uitgebracht. De eerste, de intelligente thriller The Conversation, kreeg lovende kritieken en won de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. Coppola werd voor deze film genomineerd voor twee Oscars, voor Beste Film en Best Script. De tweede film die dat jaar van hem uitkwam was het vervolg op The Godfather, The Godfather: Part II. The Godfather: Part II won zes Oscars, waarvan drie (Beste Film, Beste Regie en Best Script) voor Coppola. Het was tevens de eerste vervolgfilm die een Academy Award voor Beste Film won. Later in de jaren zeventig zou Coppola de eerste twee Godfather-films samenvoegen voor een chronologisch vertelde televisiespecial, The Godfather Saga.
In 1976 begon hij aan de opnamen van zijn volgende filmproject, een bewerking van Joseph Conrads Heart of Darkness. Coppola verplaatste het verhaal van koloniaal Afrika naar de grens van Cambodja en Vietnam tijdens de Vietnamoorlog en noemde de film Apocalypse Now. Opnames van de film vonden plaats op de Filipijnen. Vanaf het begin van de opnames werd de film geplaagd door catastrofes: logistieke problemen, de hartaanval van hoofdrolspeler Martin Sheen, tyfoons en andere natuurrampen, ziektes, zenuwinzinkingen en een onvoorbereide en veel te zware Marlon Brando. Door de tegenslagen overschreed de film het filmschema en de vastgestelde budget van $12 miljoen naar meer dan $30 miljoen. De opnames duurden meer dan zestien maanden en de film was uiteindelijk pas na drieënhalf jaar klaar. In 1979 ging de film in première op het filmfestival van Cannes, waar het de Gouden Palm won. De film won eveneens twee Oscars.
Aan het begin van de jaren tachtig ondersteunde hij verscheidene filmprojecten, zoals de productie van Akira Kurosawa's Kagemusha (1980) en de restauratie van het stomme meesterwerk Napoléon (1927) van Abel Gance. Hij keerde pas weer terug naar regisseren in 1982 met de musical One From the Heart. Het was een zeer ambitieuze film, die mede dankzij een enorme set en experimenten met digitale effecten ongeveer 27 miljoen dollar kostte. Deze film was echter zowel bij critici als het publiek geen succes. Ook The Cotton Club uit 1984, een gangsterfilm die zich afspeelt in het Harlem van de jaren twintig, flopte. Deze twee projecten kostten Coppola veel geld. Het betekende het voorlopig einde van Zoetrope, de filmstudio waarin hij verscheidene regisseurs de mogelijkheid gaf om te filmen.
Hij richtte zich in de jaren tachtig meer op kleinschalige films. In 1983 regisseerde hij bijvoorbeeld de twee jeugdfilms The Outsiders en Rumble Fish, naar twee romans van S.E. Hinton. Hierna volgden Peggy Sue Got Married (1986), over een vrouw die door de tijd reist naar haar eigen tienertijd, Gardens of Stone (1987) over de achterblijvers aan het thuisfront ten tijde van de Vietnamoorlog en Tucker: The Man and His Dream (1988), een periodefilm over de autobouwer Preston Tucker.
In 1990 voltooide hij de Godfather-trilogie met The Godfather: Part III. De film werd minder enthousiast ontvangen dan de eerdere twee delen en wist nauwelijks winst te maken. Toch kreeg Coppola voor de film Oscarnominaties voor Beste Film en Beste Regisseur. In 1992 regisseerde en produceerde hij Bram Stoker's Dracula, een gestileerde en fantasierijke versie van de klassieke vampierroman. Hierna regisseerde hij o.a. Jack uit 1996 met Robin Williams als kind in het lichaam van een volwassene, en The Rainmaker uit 1997, naar het gelijknamige boek van John Grisham. (Bron: Wikipedia)

Paranoiathriller..

Dit is een subgenre van de thriller. Een vaak wederkerend thema in dit genre is de protagonist die een samenzwering ontdekt en de waarheid probeert aan het licht te brengen. Om de samenzwering en leugens te ontmaskeren zet de protagonist - meestal een amauteur-detective of journalist - vaak zijn leven op het spel. De samenzwering wordt dikwijls op kleine schaal en per toeval ontdekt.In de Verenigde Staten kende dit subgenre in de filmwereld een enorm succes in de jaren 1960-'70. Aan de basis lagen vaak waar gebeurde schandalen en samenzweringen. De Vietnamoorlog, de moord op president John F. Kennedy en het Watergate-schandaal dienden regelmatig als inspiratiebron. De angst die in het land heerste - omwille van de verscheidene moordaanslagen en politieke complotten - was de perfecte voedingsbodem voor de paranoiathrillers, zoals The Conversation.

Trailer van The Conversation


The Conversation

The Conversation is een Amerikaanse paranoiathriller uit 1974 van regisseur Francis Ford Coppola. Deze werd genomineerd voor Academy Awards voor beste film, beste scenario en beste geluid. Hoewel de film geen van deze nominaties verzilverde, 'verloor' Coppola in de categorie beste film van het eveneens door hemzelf geregisseerde The Godfather Part II.
The Conversation won wel elf andere filmprijzen, waaronder BAFTA Awards voor beste montage en beste filmmuziek, de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes en National Board of Review Awards voor beste Engelstalige film, beste regisseur en beste acteur (Gene Hackman).

Harry Caul is een professionele afluisteraar. Hij is de beste in zijn vak en kan elke conversatie afluisteren indien nodig. De directeur van een groot bedrijf gaf hem de opdracht om een jong koppel te volgen en af te luisteren. Samen met enkele collega's schaduwt hij het koppel op een druk stadsplein. Een straat verder wordt de conversatie in een autobus opgenomen.
Na de opdracht trekt Harry naar zijn afgelegen werkplaats. Zijn kantoor bevindt zich in een verlaten pand. Daar overloopt hij nauwkeurig de hele geluidsband en probeert hij de beste kwaliteit te creëren. Vervolgens belt hij naar zijn opdrachtgever: ze spreken af om de geluidsband en het geld voor deze opdracht uit te wisselen.
Harry is een eigenzinnig man: door zijn beroep weet hij beter dan wie ook dat je nergens veilig bent. In zijn appartement heeft hij wel een telefoon, maar niemand kent zijn nummer. Elke vorm van sociaal contact is verdacht en hij wil dan ook zo veel mogelijk alleen gelaten worden. Toch heeft Harry een vriendin. Maar zodra het meisje hem enkele vragen stelt en hetzelfde liedje zingt als de vrouw die hij net schaduwde, wordt hij achterdochtig en vertrekt hij.
In het bedrijf van zijn opdrachtgever ontmoet hij niet de directeur maar wel zijn rechterhand, de arrogante Martin Stett. Harry heeft schrik dat de geluidsband in de verkeerde handen gaat belanden en dus weigert hij de tape af te geven. Wanneer Harry tijdens het verlaten van het gebouw in de gang wandelt, herkent hij de man en de vrouw die hij schaduwde in opdracht van de directeur.
Op een tentoonstelling van afluisterapparatuur merkt de zonderlinge Harry dat hij niet alleen is, ook opdringerige Martin Stett is aanwezig. Harry maakt hem duidelijk dat hij de tapes enkel afgeeft aan de directeur zelf. Na de tentoonstelling trekt hij met enkele collega's en een vrouw, die wel geïnteresseerd is in hem, naar zijn afgelegen werkplaats. Daar vertelt één van zijn vrienden iets over een vroeger opdracht van Harry, uit zijn periode in New York. Er vielen toen drie slachtoffers. Hij heeft die traumatische ervaring nog steeds niet verwerkt en hij vreest dat nu opnieuw hetzelfde gaat gebeuren als hij de geluidsband aan de directeur bezorgd. Harry wil niet dat zijn vriend nog vragen stelt over verder vertelt. De vrienden laten hem achter, enkel de vrouw blijft bij Harry.
De volgende morgen ontdekt Harry, die in het pand bleef slapen, dat de vrouw weg is en zijn geluidsband gestolen is. Vervolgens krijgt hij telefonisch de opdracht om naar de directeur te komen met de foto's die hij gemaakt heeft van het koppel. Bovendien moest hij nog steeds betaald worden voor deze opdracht. In het kantoor merkt Harry een gefrustreerde directeur op, terwijl op de achtergrond de geluidsband wordt afgespeeld door Martin Stett. Op het bureau merkt hij een foto op van de directeur en zijn vrouw. Opnieuw herkent hij de vrouw die hij heeft afgeluisterd.
Op de geluidsband was duidelijk hoorbaar hoe het koppel een afspraak maakte. Ze zouden samenkomen op een hotelkamer in de buurt. Harry vreest dat de directeur ook naar het hotel zal gaan en het koppel gaat vermoorden. Harry wil niet nog meer moorden op zijn geweten en hij trekt ook naar het hotel. Hij neemt de kamer naast het koppel en hoort hoe er geroepen wordt. Op het balkon ziet hij op de glazen wand tussen de twee kamers in dat de vrouw wordt aangevallen door iemand. Harry schrikt en rent zijn kamer in legt zich op zijn bed. Na enkele uren wordt hij wakker en neemt hij een kijkje in de kamer van het koppel. De kamer is volledig leeg en er valt niet meteen iets op te merken. Harry onderzoekt de badkamer en vindt geen sporen van bloed in de badkuip. Maar wanneer hij het toilet doorspoelt, stroomt er bloed en water uit het toilet.

Gene Hackman (1930)

Eugene Alden "Gene" Hackman (San Bernardino (Californië), 30 januari 1930) is een Amerikaans filmacteur. Hij won een Oscar voor zijn rol The French Connection (1971) en een tweede voor Unforgiven (1993), wat daarbij de vijfde keer was dat hij werd genomineerd. Hackman schreef in totaal meer dan 25 acteerprijzen op zijn naam, waaronder twee BAFTA Awards, een Zilveren Beer en vier Golden Globes.
 Op zijn zestiende ging hij bij de mariniers, waar hij drie jaar diende. Hierna trok hij naar de Universiteit van Illinois, waar hij journalistiek studeerde. Na een carrière in de televisieproductie te hebben geprobeerd, besloot hij acteur te worden en ging hij naar de Pasadena Playhouse. Hier ontmoette hij medestudent Dustin Hoffman.
In 1961, op de leeftijd van 31 jaar, maakte hij zijn filmdebuut in Mad Dog Coll. In 1963 speelde hij Off-Broadway in zijn theaterdebuut Children at Their Games. In 1964 kreeg hij rollen opBroadway, waarna hij grotere rollen in films ging spelen.
Zijn eerste opvallende rol was de hoofdrol in Lilith van Warren Beatty. Drie jaar later, in 1967, speelde hij in Beattys Bonnie and Clyde, waar hij een Oscarnominatie voor Beste Mannelijke Bijrol voor kreeg. Zijn tweede nominatie volgde in 1970, voor I Never Sang for my Father.
In 1971 volgde zijn doorbraak. Dat jaar speelde hij de New Yorkse rechercheur Popeye Doyle in de thriller The French Connection van William Friedkin. Voor de rol kreeg Hackman de Academy Award voor Beste Acteur. Vervolgens speelde hij meer hoofdrollen en minder ondersteunende rollen. Hij kreeg in 1972 de hoofdrol in de rampenfilm The Poseidon Adventure.
In 1974 speelde hij in Francis Ford Coppola's The Conversation. In 1975 kwam het vervolg op The French Connection uit. Met uitzondering van Superman uit 1978, waarin hij Supermans aartsvijand Lex Luthor speelde, haalde hij geen succes in de tweede helft van de jaren zeventig en de eerste helft van de jaren tachtig.
In 1983 scoorde hij een hit met Under Fire van Roger Spottiswoode. Meerdere successen volgden, tot een hoogtepunt in 1988, waarin hij in vijf films speelde, waaronder 'een Woody Allen' en Mississippi Burning van Alan Parker. Voor de laatste film kreeg hij opnieuw een Oscarnominatie.
Daarna wisselde hij hoofdrollen af met bijrollen, zoals in Unforgiven van Clint Eastwood. Voor deze film, waarin hij een corrupte en sadistische sheriff speelde, kreeg hij zijn tweede Oscar, ditmaal voor Beste Mannelijke Bijrol. Na deze rol volgden enkele moderne westerns.
In 1995 speelde hij in twee van de meest succesvolle films van dat jaar, Crimson Tide en Get Shorty. 1998 was eveneens een succesvol jaar, met bijrollen in de tekenfilm Antz en de thriller Enemy of the State. In 2001 speelde hij het hoofd van een disfunctioneel gezin in de komedie The Royal Tenenbaums van Wes Anderson. Voor deze rol won hij zijn derde Golden Globe.
Gene Hackman was dertig jaar getrouwd met zijn vrouw Faye Maltese, met wie hij drie kinderen heeft. Ze scheidden in 1986. In 1991 trouwde Hackman opnieuw, met Betsy Arakawa.Zijn laatste film, Welcome to Mooseport
, kwam in 2004 uit. Sindsdien heeft hij in geen enkele film meer meegespeeld en is officieel met pensioen.